Schrijvers de pols genomen: Merijn de Boer

Fotograaf Stephan Raaijmakers portretteert schrijvers en neemt ze in één moeite door de pols met een Zeer Kort Interview.

Merijn de Boer bewoont een vervallen kraaiennest bovenop een breuklijn door Amsterdam. We staan voor het raam. De schrijver gebaart veldheerachtig: links het vals toerisme van de oude binnenstad, rechts de agressieve betonwoekering van de bouwput bij het Centraal Station.

Op deze hoogte tikken meeuwen achteloos aan, en bekoopt men een onvoorzichtig glas wijn in de vensterbank met de dood.

Een zorgvuldig geregisseerd tafeltje etaleert naast een ingelijst portret van WFH een opengeslagen notitieboek, met dichtbeschreven vellen.

Merijn heeft een 'negen tot vijf' baan als redacteur bij Tirade. 's Avonds schrijft hij, direct na thuiskomst. Daarna eet hij en is de avond om. Zijn eerste verhalenbundel Nestvlieders is net verschenen.

Je schrijft met de regelmaat van een kantoorklerk. Laat creativiteit zich wel vangen in ijzeren discipline? Of is dit Spartaanse schema meer een rem op ongebreidelde werklust?

‘Iedere dag om vijf uur fiets ik van mijn werk weg. Dan ga ik thuis achter mijn bureau zitten en tussen vijf en zeven schrijf ik vervolgens. Om goed te kunnen schrijven moet mijn leven zo regelmatig en saai mogelijk zijn. Ergens in Nestvlieders staat: “Een goede schrijver ziet eruit als een boekhouder.” Ik geloof dat een schrijver ook maar het beste het leven kan leiden van een boekhouder. Dus: vroeg naar bed, leven volgens vaste patronen, goed eten, niet te veel drinken en vooral niet te veel meemaken.’

De hele dag op een uitgeverij werk van anderen beoordelen. Wat doet dat met je als schrijver?

‘De eerste jaren dat ik als redacteur werkte, durfde ik zelf geen woord meer op papier te zetten. Het redacteurswerk verlamde mijn eigen schrijven. Inmiddels heb ik daar geen last meer van. Het lezen van goede manuscripten is natuurlijk alleen maar leerzaam. En slechte manuscripten zijn op een andere manier weer leerzaam.’

Ben jij voor het korte verhaal geboren, of schuilt er een romancier in je?

‘Het enige wat ik zeker weet is dat ik niet voor het korte verhaal geboren ben. De verhalen in Nestvlieders zijn allemaal lang, twee daarvan zou je zelfs novellen kunnen noemen. Als je gegrepen bent door een verhaal dan is dat omdat de sfeer mooi is, er humor in zit, de formuleringen overtuigend zijn en omdat de personages goed zijn neergezet. Wanneer een schrijver moet gaan beknibbelen op de ruimte, zoals bij het genre van het echt korte verhaal, dan levert hij noodzakelijkerwijs op al deze terreinen in. Dan gelden er ineens allerlei regels die tot vaste patronen leiden en wordt de plot veel belangrijker, terwijl die in de literatuur in wezen een bijzaak is. Verhalen kunnen daarom beter wat langer zijn. Ik geloof meer in het ZKI dan in het ZKV.’