Ik was – hand op mijn hart, padvinderserewoord – vast van plan hem goed te gaan vinden, de Kuifje-verfilming van Steven Spielberg, eigenlijk al vanaf het moment dat ik hoorde dat de man van Raiders of The Lost Ark, Saving Private Ryan, Schindler’s List, Jurassic Park en E.T. ermee bezig was. Als ìemand het kon, dan hij toch, het wandelende jongensboek van Hollywood. En als het onverhoopt tegenviel, zou ik er in ieder geval voor waken om niet te vervallen in nostalgische mijmeringen over hoe er niet zorgvuldig genoeg zou zijn omgesprongen met dit gezonken cultuurgoed uit mijn jeugd, en over de eminente plaats die het werk van Hergé al meer dan vijftig jaar inneemt in mijn leven. Niet dat ik elke dag of elke week aan deze strip denk, maar wel eens in de maand, en nu ik erover nadenk: indirect misschien toch wel vaker - omdat er namelijk zoveel uit de Kuifje-boeken bewust of onbewust deel is gaan uitmaken van het dagelijkse repertoire niet alleen van mij, maar ook van een aantal van mijn vrienden, waar het gaat om de stripmatige manier waarop we vaak op bepaalde situaties reageren. Ik denk bijvoorbeeld aan Janssen en Janssens die, ‘undercover’ in Griekenland, op straat nagewezen worden vanwege het dragen van de traditionele klederdracht, en dan uitroepen ‘men had ons nochtans verzekerd dat…’, of het moment dat Janssen zijn pruimtabak per ongeluk inslikt en Janssens direct daarop, met verstikte stem: ‘ik… eveneens… ingeslikt’ – precies, dat ‘nochtans’ en dat ‘eveneens’, daar gaat het om. Of Kapitein Haddock die het in een vliegtuig bladzijden lang maar niet lukt om een hardnekkig overal aan vastklevende pleister kwijt te raken, of de keer in de Schat van Scharlaken Rackham dat het hem niet lukt om de dove Professor Zonnebloem, die in dat album voor het eerst opduikt, aan het verstand te brengen dat ze geen gebruik zullen maken van zijn ontwerp voor een kleine duikboot, en hij uiteindelijk vlak voor de neus van Zonnebloem in grote letters op een muur schrijft: ‘Wij zijn niet geïnteresseerd in uw uitvinding!’ Een uitdrukking die in mijn vriendenkring beslist een gevleugeld woord is geworden op momenten dat iemand ons te lang aan het doorzagen is over alle interessante projecten die hij onderhanden heeft of als het ons allemaal teveel wordt wat wij aan informatie en prikkels, vooral digitale en sociale netwerk-informatie en prikkels te verstouwen krijgen. ‘Wij zijn niet geïnteresseerd in uw uitvinding.’ Om maar wat willekeurige voorbeelden te noemen van dingen waaraan ik niet zou gaan refereren in deze rubriek. En ook zou ik mijn hoed opeten voordat ik zou beginnen over de volgens mij nooit op film na te voltrekken magie van de stilstaande plaatjes zoals die door Hergé, zo nauwgezet en met zoveel gevoel voor sfeer, detail en mise-en-scène in zijn onnavolgbare stijl en klare lijn op papier zijn gezet. Een onuitputtelijke bron voor de vrije loop der fantasie, die stilstaande plaatjes, die niet zelden een deel van mijn wereldbeeld hebben bepaald, bijvoorbeeld wanneer het om destijds – de jaren vijftig! - onvoorstelbaar verre landen ging als Afrika en Amerika en Arabië en Moldavië en China en Tibet – plaatjes waar de werkelijkheid nauwelijks nog tegen op kon. Of gewoon, pak ‘m beet, in De vallende ster, het begin, hoe Hergé erin is geslaagd puur door zijn kleurgebruik en de gezichtsuitdrukking van mensen die ’s nachts de straat op zijn gedreven de stijgende temperatuur op aarde te suggereren, of hoe je bijna niet dorst te kijken maar het natuurlijk wel deed naar het plaatje van Rascar Capak, de tot leven gekomen mummie, op het moment dat die op het punt staat een kristallen bol met bedwelmend gas stuk te gaan gooien, of Kuifje zelf – de meest bleue figuur uit de strip - die in Zuid-Amerika aangeschoten voor het vuurpeloton roept: ‘Lang leve generaal Alcazar en de gebakken aardappels!’ En zo zou ik nog wel alinea’s lang door kunnen gaan - als ik tenminste zou doen wat ik gezworen had niet te doen, namelijk de film steeds maar weer vergelijken met de albums van Kuifje zoals die in mijn hoofd zitten. Maar niet dus. Ik zou de film proberen los te beoordelen, en in zekere zin kan dat ook, want de film van Spielberg heeft eigenlijk niet zo heel veel met Kuifje te maken. Oké, de figuren lijken op die uit de boeken (al lijkt zeker de Haddock uit de film niet op de Haddock zoals ik hem ken), en ook de verhaallijn van de film – een vrij slordige en wat erger is: onvoltooide hutspot van de albums Het geheim van de Eenhoorn, de Krab met de gulden scharen en De schat van Scharlaken Rackham – is ontleend aan de boeken, maar met de essentie van Kuifje, de briljante tweedimensionaliteit en daarom paradoxaal genoeg de diepte daarvan heeft deze driedimensionale Kuifje goes Indiana Jones erg weinig te maken.
Het rare is overigens ook dat precies die Indiana Jones-achtige sequenties, een krankzinnige achtervolging in een Marokkaans havenstadje bijvoorbeeld of de bijna symfonische verbeelding van de zeeslag tussen Haddocks voorvader en de piraat Rackham, juist tot de beste gedeelten van de film als film horen, terwijl bijvoorbeeld het begin, overigens gesitueerd in London in plaats van Brussel, waarin Kuifje de eerste aanwijzingen voor het vinden van de schat op het spoor komt en die het meest Kuifje-achtig zijn van sfeer, in de film het minst geslaagd zijn. Ik had zelfs de merkwaardige gewaarwording dat de film daar langzamer ging dan de stilstaande plaatjes van het origineel. Het allereerste begin, voor de film eigenlijk in al zijn driedimensionaliteit losbarst, met de credits, is daarentegen weer erg goed, een zeer inventief getekend eerbetoon aan het hele oeuvre van Hergé, uitlopend op het in 3-D verschijnen van diens persoon zelf, die op een markt als sneltekenaar de film-Kuifje aan het tekenen is zoals hij er in de albums uitziet. Een mooie vondst. Het eind van de film is daarentegen een deceptie, een beetje kijkersbedrog ook. Niet alleen is de film met zijn krap anderhalf uur aan de korte kant, het verhaal wordt ook qua spanningsboog op het verkeerde moment en op een irritante, anti-climactische wijze plotseling afgebroken om de bioscoopdeuren wijd open te zetten naar de eerste van de sequels die er nu ongetwijfeld in meervoud zullen gaan volgen.
Nou ja, en aan de andere kant: als de film een volgende generatie ertoe brengt om deze winter achter de kachel, op de bank of in bed te kruipen met een stapel originele albums, zoals ik dat bijvoorbeeld van plan ben voor de zoveelste keer te gaan doen, dan heb ik niks gezegd. Of eigenlijk heb ik dan wel iets gezegd, namelijkdat de animaties via de zogeheten motion capture techniek, waarbij echte acteurs een virtueel personage aansturen in een digitale omgeving - een techniek die Peter Jackson, die de Kuifje-film mede produceerde, voor het eerste gebruikte in Lord of The Rings en die vooral in Avatar tot wasdom is gekomen - zeker in de enerverende actie-scènes tot zeer spectaculaire resultaten hebben geleid. O ja, en ook nog dat de hond Bobbie de held van de film is.