Greyland: Mahmoud

door Dirk Vis

Mahmoud is een personage uit Greyland, een documentaireproject over statenloosheid. Greyland is gebaseerd op interviews met mensen die om wat voor reden dan ook lang zijn afgesneden van hun oorspronkelijke thuis. Alle persoonsnamen en details in Greyland zijn gefingeerd. Vier jonge schrijvers schreven voor De Internet Gids ieder een kort verhaal over een van de inwoners van Greyland.

Naar de supermarkt

Mahmoud mist niks van vroeger, behalve de jasmijngeur en natuurlijk zijn vrienden, want die zijn er niet meer. Zijn ouders stuurden hem weg toen hij vijftien was. 'Ik wil dat je blijft leven,' zei zijn moeder, 'ook al zie ik je nooit meer.' Hij kreeg een beursje met briefgeld en twee graankoeken mee. 'Weet dat ik van je houd.'

Eerst bleef hij een paar maanden bij een olijfboer in Jordanië, daarna werkte hij als muzikant in Thailand. Na vijf jaar rondtrekken in Azië kwam hij naar Nederland. Hij vond een baan als schoonmaker. Hij nam contact op met zijn ouders, die tot dan toe hadden gedacht dat hij dood was. Dat is nu alweer tien jaar geleden.

Sindsdien loopt hij rond in Nederland en kijkt zijn ogen uit. Hij ziet honden aan de riem en mensen die hondendrollen oprapen. Hij treft nergens stank en überhaupt weinig geur. Hij ziet vrijwel naakte vrouwen op billboards. En durft daar nog steeds niet naar te kijken.

Vanuit zijn ooghoeken ziet hij een blote heup en er wringt iets in zijn buik. Tussen haar navel en een bloemetjes-bh staat "€4,99!". Zoals zo vaak probeert hij de poster te negeren. Net zoals hij vroeger de posters van Saddam Hussein probeerde te negeren. Op iedere straathoek hing een portret van Saddam. Hij had een vriend, Hani, die, telkens als ze zo'n portret tegenkwamen, zei: 'Mahmoud, ontmoet onze president, de Grote Leider,' alsof ze hem nog nooit hadden gezien. Heel even keken ze Saddam recht aan en in plaats van de Grote Leider zagen ze alleen papier. De bikini's in Nederland zijn ook van papier. Hij kijkt ze heel even recht aan. 'Hani, ontmoet de Bikinimeisjes, de Regeerders van dit land.'

Toen hij hier nog maar net was, ging hij naar een trouwfeest van mensen die ook uit Irak kwamen, maar die hij verder niet kende. Hun feest was traditioneel. Ze herschiepen de situatie van thuis, en het leek er dan wel op, maar daarmee was het nog geen thuis. Hij is het stel Yara en Mazen blijven zien. Dat hij aan Saddam denkt, wanneer hij posters van H&M tegenkomt, noemen zij 'een blokje Baghdad'. Yara en Mazen zijn teruggeweest naar Irak. 'De huizen zijn daar kleiner geworden en de straatnamen zijn veranderd,' vertellen ze. 'Als je ooit teruggaat, zul je alles herkennen,' voorspelt Yara, 'maar niets zal meer hetzelfde zijn.' Mahmoud is nog altijd jaloers op haar vlekkeloze Nederlands. Hij leeft inmiddels langer in Nederland dan hij in Irak heeft gewoond en toch voelt het alsof hij nog zwerft. Mazen zegt: 'De blokjes Baghdad die je in Amsterdam tegenkomt, zijn meer Baghdad dan Baghdad zelf.'

Boodschappen doen

Albert Heijn straalt nog iedere keer dat hij er binnenstapt schoonheid, ruimte en luxe uit. Tien jaar geleden liep hij er voor het eerst doorheen met een 2-liter fles cola. De rekken waren strak gespiegeld als de gevels van kantoorgebouwen. Hij kwam vanzelf uit bij de kassa. De kassière droeg een hoofddoek en een naambordje met Fatima erop geprint. Op zijn 'marhabba' kwam geen antwoord. Hij liet de munten vallen toen ze hem het geld teruggaf. Bedremmeld bleef hij stilstaan bij de winkelwagentjes. De hoofddoek van Fatima was roze met blauw, net als haar Albert Heijn-blouse. Vlak voor hem hing een bord met blauwwitte briefjes. Ieder briefje was in een ander handschrift beschreven. Hij kon nog niet begrijpen wat erop geschreven stond, maar begreep wel dat hier iets werd aangeboden. Een briefje onder op het bord was tot op de rand volgepend. Aan een ander briefje hingen papiertjes die je mee kon nemen. De aanbieder probeerde je te verleiden tot de koop, alsof hij je pistachenootjes toestopte in de hoop dat je ze aannam en betaalde. Op het kaartje ernaast stonden drie regels in een bibberig handschrift, als de opgehouden hand van een in lappen gewikkelde bedelaar. Er waren kaartjes met potlood ingekleurd, met dikke stift bewerkt en met stickertjes. Iedere balpenlijn kwam op hem over als een van de vele stemmen op de markt van Baghdad, ieder uitroepteken een kreet. Elke advertentie was een nieuw blokje Baghdad. Onder het bord stond een bakje met lege advertentiekaartjes. Het wit van de lege kaartjes leek een uitnodiging om zelf wat te roepen. Hij pakte een blauwwit advertentiekaartje en nam het stevig omklemd mee in zijn jaszak.

Inmiddels kan hij de kaartjes lezen. Nog iedere keer blijft hij staan voor het advertentiebord. Die eerste keer had hij niet geraden dat het stofzuigers waren die werden aangeboden, of taalcursussen of schoonmaakdiensten. Het kaartje met 'Woonruimte gezocht' en een zonnetje ernaast, dat er al een paar weken hing, is nu weg. In de kaartjes klinkt geen Baghdad meer door. Je kunt wel een nieuwe taal leren, maar geen oude taal afleren. 'Kamer aangeboden', staat er met plakletters op een briefje. De prijs staat er niet bij. 'Blij dat ik een appartement heb,' denkt hij. 'Thuisloos ben ik niet. Het is eerder mijn thuis zelf, dat vaste grond kwijt is, als een boven de stad leeggegooide Lego-doos.'

Volle boodschappentassen

In tien jaar tijd heeft hij er duizenden gezien: supermarkttassen. Dirk van den Broek, Bas, Dirck III, Albert, Edah, ze ontgaan hem nooit. Een mevrouw loopt met een Dirk-tas vol kleren. Een Bas, verrimpeld en verkleurd zit over een fietszadel. Een Albert dobbert gescheurd in de gracht. Een Vomar zit vast aan een hek en tikt vanwege de wind tegen het metaal. Het zijn telkens dezelfde namen. Dat in Nederland jongens en mannen sterven, ziet Mahmoud aan de boodschappentassen.

Hij was negen jaar toen hij plastic tassen verkocht op de markt van Baghdad. De beste zakken kwamen van Abu Jaadu. Je hebt tassen in alle kleuren en maten. Vaak zijn ze doorzichtig, maar die moet je niet hebben. Zijn zakken zijn stevig wit en van hoogwaardige kwaliteit. Met negen jaar was hij al geslaagder dan de kerels die kleurpotloden, piepvogeltjes of tekenlinealen verkochten. Hij begon 's ochtends met een stapel tassen die reikte tot boven zijn knieën en hij ging door tot ze op waren. Hij zag direct wat de voorbijgangers in hun tassen hadden zitten en waar het vandaan kwam. 'Mevrouw, hopelijk woont u dichtbij, want uw aubergines liggen voor u het weet op de grond.' Meestal liepen ze door, soms stopten ze voor een steviger zak. Het ging hem niet om de verkoop, want van het geld mocht hij toch niets houden. Het ging hem erom dat ze hem zagen. Hij wilde mysterieus gevonden worden. Ook met zijn vriendjes had hij dat. Hij zei: 'Kom naar het zwevende huis,' tegen de jongens van wie hij alles had gewonnen met knikkeren. Op een gigantisch, onaf, betonnen complex ontmoetten ze elkaar en daar gaf hij de verliezer zijn knikkers terug. 'Zodat je meer kunt oefenen.'

Behalve op de markt werkte hij mee aan een grote oorlogsmonument. Ontelbare keren hakte hij de namen van neven, buurjongens en ooms die waren gestorven in de oorlog met Iran. Duizenden namen heeft hij gehakt. Ali, Ali, Ali, Mahmoud, Mahmoud, Mahmoud, ontelbare keren dezelfde namen. Iedere Ali die hij hakte was vergast, neergeschoten of ontploft. Hij hakte voorzichtig, want hij wilde zich in geen letter vergissen. Hij wist dat het kinderachtig was, maar hij was bang door een fout iemand anders te hebben laten sterven. Hij en de andere jongens lachten soms om een grappige naam. Toch ging het gevoel dat de mannen pas echt dood waren als zij ze hadden gehakt nooit weg.

Over de laatste oorlog in Irak hoorde Mahmoud vooral via internet en Amerikaanse films. Mahmoud is geen softie, maar hij moet om komedies net zo hard huilen als om oorlogsfilms. 'Is het om de film of om iets dat nog moet komen?' vraagt zijn vriendinnetje bij hem thuis op de bank. Een film speelt op zijn kleine televisie. Mahmoud kijkt naar het advertentiekaartje dat op de muur zit geprikt naast de tv-combi. Het is van kleur verschoten. Op de achtergrond speelt het geluid van de film. Waar het lege witte vlak van het kaartje overgaat in het blauw, hoor je niet meer te adverteren. Blauw zijn de trucjes van koopmannen die je iets aansmeren dat je niet nodig hebt. Hij staat op van de bank en zet de televisie uit. Zijn vriendinnetje kijkt verschrikt. 'Een Engels muziekduo wil dat ik met ze kom werken, aan de soundtrack van een Amerikaanse film,' zegt hij en hij haalt het advertentiekaartje van de muur, 'ik ga naar Manchester.'