Op deze foto is de bioscoop ‘National’ te zien, zoals die tot 1965 te vinden was aan de Linaeusstraat in Amsterdam. Een van de vele bioscopen die er vanaf de tweede helft van de jaren zestig binnen relartief korte tijd in Amsterdam zijn verdwenen. Andere waren onder meer:
Alhambra, Ambassade, Astoria
Capitol, Cineac, Corso
Desmet, DuMidi, Edison, Flora
Luxor, Odeon, Parisien, Plaza
Roxy, Royal,
Victoria, Westend
Een lijst om, wanneer je hem op een kille winteravond bij het opvouwen van je handdoeken en T-shirts in een wasserette voor de geest haalt, in tranen bij uit te barsten.
De ‘National’, die dus ook op die lijst staat, was de plek waar ik in 1963 samen met mijn moeder ‘Als twee druppels water’ zag. Ik was toen net 14, en mocht er dus in, want hij was, zoals dat heette, voor 14 jaar en ouder. Voor mijn moeder was het overigens de tweede keer dat ze hem zag, want eerder dat jaar, op 21 februari om precies te zijn, aanwezig geweest bij de première ervan. De regisseur van de film, Fons Rademakers, had op de Toneelschool bij haar in de klas gezeten en was als ‘ons Fonske’ een graag geziene gast geworden bij ons thuis, tot in de vakanties aan toe.
Zoals gezegd, deze bioscoop, ‘National’, aan de Linaeusstraat bestaat niet meer. Er zit op die plek nu een winkel van BCC, u weet wel van de reclame ‘high service, low prices’ - sinds 2 november 2004 om treurige redenen een historische plek, want het was daar voor de deur dat Theo van Gogh aan zijn einde kwam. Heeft misschien niets met elkaar te maken, die film en die moord, maar ik weet zeker dat de geest van Harry Mulisch daarboven zijn wenkbrauwen zou fronsen als ik een dergelijke connectie nìet zou noemen – vooral vanwege de overeenkomsten tussen het beeld van het met kogels doorzeefde en met messen doorprikte lichaam Van Gogh, daar op het fietstpad, en de slorregels van De donkere kamer van Damocles, het boek waar Als twee druppels water op is gebaseerd, en ik citeer:
Het bloeden moet worden gestelpt! riep Pater Beer.
Hij sloeg Osewoudt’s kamerjas open en knoopte ook het pyamajasje los. Maar aan de handen van pater Beer zaten minder vingers dan Osewoudt kogelgaten in zijn lichaam had.
Een zin, die laatste, met die gaten en die vingers, die, vind ik, vooral ook omdat het de slotzin is, sterk doet denken aan Kafka – Kafka, van wie Hermans, zoals Willem Otterspeer op de Kafka-avond die eerder hier in de beatkelder van De Groene is gehouden, al eens in een gloedvol betoog heeft aangetoond, een groot bewonderaar was. Het hele thema, of in ieder geval een van de thema’s van De donkere kamer van Damocles, namelijk dat het als mens bijna per definitie onmogelijk is om je onschuld te bewijzen - is natuurlijk al Kafkaesk.
Het boek maakte destijds grote indruk op mij – tot 1971 las ik alles van Hermans, daarna niets meer, ik weet eigenlijk niet waarom – en voor de film gold hetzelfde, ook al vond ik toen al, waarschijnlijk mede op aanwijzing van mijn moeder, dat het eind, of eigenlijk de korte epiloog, waarin we de ongrijpbare Dorbeck, het alter ego van hoofdpersoon Ducker, samen met Duckers love-interest Marianne in badkleding op een rots bij de zee in de zon zien liggen, een onvergeeflijke concessie aan, ja, aan wat eigenlijk, de beperkte fantasie van het grote publiek, denk ik.
Hermans zelf heeft de film waarvoor hij mede het scenario schreef ‘mislukt’ genoemd. Ten onrechte vind ik. Ik heb hem onlangs op dvd gezien, en vond het nog steeds een van de beste en spannendste Nederlandse films die ik ken – en dat ondanks het einde, en ondanks de hoorspelkern-achtige nasynchronisatie van de dialogen en ook ondanks het feit dat ik Lex Schoorl als acteur nog steeds te meisjesachtig vind voor het personage Ducker/Dorbeck.
Zoals misschien bekend, en onlangs nog werd gereminisceerd in een aflevering van het TV-programma Andere Tijden is Als twee druppels water lange tijd, zo’n 33 jaar om precies te zijn, tussen 1969 en 2002, niet te zien geweest. Dit op last van Freddy Heineken, de grote geldschieter van de productie, uit rancune over het feit dat zijn minnares Nan Los, die in de film op aandringen van de biermagnaat mocht debuteren als Marianne, haar verhouding met hem had beëindigd. Pas toen Heineken was overleden heeft de familie de rechten weer vrijgegeven.
Laat ik hier een paar dingen noemen die me bij mijn hernieuwde kennismaking zijn opgevallen:
Vlak voordat Dorbeck voor de eerste keer ten tonele verschijnt, letterlijk aan een parachute uit de lucht komt vallen (een briljante inval van Hermans zelf). is Ducker boven zijn administratie in slaap gevallen. Je zou dus kunnen denken dat alles wat volgt een droom is. Dat is één.
Twee: de enorme behoeftigheid, op het genante af, van Ducker t.a.v. Dorbeck. ‘Ik wil alles voor je doen’, zegt hij een paar keer, op de toon van een licht masochistische verloofde die koste wat kost wil vermijden ooit te zullen worden afgewezen. En hij voegt de daad bij het woord, want laat zich - no questions asked - inzetten bij een aantal acties, waarvan het nog maar zeer de vraag is of ze eigenlijk wel in de haak zijn allemaal.
Drie: de lange tijd dat Dorbeck op een gegeven moment ook weer afwezig is in de film: bijna drie kwartier, schat ik. Als de film vandaag de dag zou worden gemaakt, zou een dergelijke lange afwezigheid, gezien onze steeds korter worden attention span, ondenkbaar zijn.
Vier: het Freudiaanse motief. De eerste keer dat Ducker in zijn donkere kamer achter zijn winkel- en woonhuis een filmpje van Dorbeck ontwikkelt komt zijn bezorgde, ziekelijke moeder – een van de weinigen die Ducker en Dorbeck ooit samen heeft gezien – de deur openrukken, alsof ze hem heeft willen betrappen op een seksuele daad, welke dan ook. Althans, zo reageert Ducker.
En dan, ten vierde: de grote rol die spiegels in de film spelen. Een rol die zo groot is dat ik durf te stellen dat, althans in de film, de spiegel eigenlijk de donkere kamer uit de titel van het boek is.
Op minstens vier momenten is er sprake van een belangrijk spiegelbeeld:
waar we Ducker voor de spiegel een dansje zien maken met in zijn armen het parachutisten-uniform van Dorbeck.
wanneer kapster Marianne in een zeer Frans aandoende filmscène het haar van Ducker net zo zwart verft als dat van Dorbeck, en hij via de spiegel tegen haar zegt dat hij nu een nieuw leven kan gaan beginnen.
het moment dat Ducker en Dorbeck samen voor de spiegel staan en Ducker de foto maakt die in de dramatische finale mislukt zal blijken te zijn, en waarbij hij – opvallend detail - niet door de zoeker kijkt maar het fototoestel ergens voor zijn borst houdt wanneer hij afdrukt.
De handspiegel waarin Ducker in gevangenschap door zijn ondervragers wordt gedwongen te kijken met de vraag: ‘nou, zie jij een bevrijder?’
Misschien aardig om eens op te letten op wanneer u de film nog eens of voor de eerste keer gaat zien, wat ik u beslist van harte aanraadt.
De scène die ik wil laten zien is van een heel andere orde, een erg gave scène vind ik, waarin veel gebeurt. Ducker vervoegt zich op bevel van Dorbeck op het station van Haarlem om van daaruit samen met een onbekende man-met-hoed een liquidatie uit te voeren. Een goed voorbeeld van wat ik eerder Duckers behoeftigheid en blinde gehoorzaamheid noemde. Bonus is dat de man-met-hoed die we zien mij althans sterk deed denken aan de bodyguard van Michel Corleone in het tweede deel van The Godfather, maar ook de manier waarop de Karel Willink-achtige lege straten van Haarlem in beeld zijn gebracht is niet mis, en dan is er nog het uitgesproken surrealistische beeld waarin we Ducker zien wegrennen terwijl Dorbeck ondertussen midden in het beeld op de stoep in een vreemde worsteling met een onbekend iemand verwikkeld is, als met een engel, als met zichzelf. Puur droomwerk, als u het mij vraagt.