De auto staat netjes op zijn tong geparkeerd
Vibeke Mascini legt met het allegrootste dier van het bestiarium behoorlijk wat gewicht in de schaal.
Ik hoorde een vader tegen zijn zoontje zeggen dat je eigenlijk alle dieren kan eten. Los van veren, vacht, schubben en stekels bestaan ze inderdaad ook vaak uit iets eetbaars. Je zou het bijna een regel kunnen noemen: een voorwaarde voor het dier-zijn.
Veel dieren lijken naar mijn idee op elkaar en daarom is het ook goed om ze onder te verdelen in categorieën als: eetbaar of oneetbaar, lief of vals, lawaaierig of niet, zeldzaam of ontelbaar. Een duidelijk onderscheid bestaat rondom het formaat. Dat de meeste dieren kleiner zijn dan wij, lijken we aangenaam te vinden. Daarom is het allergrootste dier ook zo fascinerend. Eén waarbij je gemakkelijk je bed kan spreiden in zijn hart om ’s morgens vroeg een baantje te trekken door zijn aderen. Een dier waarbij je de krant kan lezen aan het kookeiland in zijn borstkast en te laat kan zijn als de telefoon in zijn staartvin afgaat. Met een lengte van elf verdiepingen lijkt het een wonder dat de vinvis niet naar de bodem van de oceaan zinkt. Zoals ik het ook onvoorstelbaar blijf vinden dat een vliegtuig van hetzelfde formaat in de lucht opstijgt.