De x in het bestiarium. Van xenops. Door Eva de Wit. X.
Ze droomde in grijs, maar dat had ze altijd al gedaan. Hij droomde in kleur.
Wanneer het hem even te veel werd, sloot hij zijn ogen en dacht aan de Xenops, een kleine zangvogel met een zachte vacht, warm geel gekleurd door de stralen van zon.
Zijn vrouw had het al opgegeven. Die was na jaren van angstige woorden de stilte in gelopen.
''We zien elkaar weer in het licht'', had ze gezegd. Hij had gezwegen. Hij koos voor het leven, ook al wist hij dat dit nu ‘overleven’ betekende.
In het noorden waren alle organismen gestorven. Je zag alleen nog maar hun overblijfselen. Het land werd bedekt met rottende armen en benen, en verschrompelde insecten.
Hij dacht aan de Xenops, die zong zolang de lucht door zijn longen stroomde.
Het leven was een geschenk en hij mocht het niet zomaar uit handen geven.
Hij bewoog langzaam verder richting het zuiden. Met alle macht probeerde hij geluid uit zijn keel te persen, maar deze was zo uitgedroogd dat de uitkomst van zijn inspanning slechts wat gekraak betrof. Krrk. Krrk. Op dit ritme bewoog hij zich voort, als in een mantra de tijd voorbij.
Een enkele keer dacht hij een levende kever te zien; uiteindelijk bleek het altijd een fata morgana. Zelfs de luchtspiegelingen verwerden tot stomme films met een palet van zwart en wit, traag en zonder levend geluid.
Hij liet zijn lichaam zachtjes vallen.
Het licht scheen fel zijn kant op. Er sprongen tranen in zijn ogen. Langzaam rolden ze naar beneden en beroerden zijn lippen.
Hij opende zijn mond en hoorde de Xenops zingen.