De jas

De wisseling van zomer naar herfst betekent dat de zomerjas terug in de kast mag. Rinske Kegel beschrijft hoe de 'ik', als ze net tien jaar is geworden, eindelijk met haar moeder haar eerste eigen winterjas mag uitkiezen.

Het is 1983 en ik ben net een maand tien jaar. De bomen laten hun eerste bladeren vallen. We drinken thee. Mijn moeder, mijn zusjes en ik. Mijn moeder smeert honing tussen twee biscuitjes en deelt ze aan ons uit. Terwijl ze het koekje aan me geeft zegt ze dat we morgen een nieuwe winterjas gaan kopen. Ik heb nog nooit een nieuwe winterjas gehad. Ik krijg een warm gevoel in mijn buik en dat is niet van de thee. Mijn zusjes kijken jaloers. We krijgen altijd gedragen kleding van anderen en wat we dragen draagt de volgende weer af. Ik heb het geluk dat ik de tweede in de rij ben. Behalve onze onderbroeken is alles wat we dragen tweedehands of nog meerderehands.

De volgende dag op school kan ik aan niets anders denken dan aan mijn nieuwe jas. Mijn moeder haalt me op uit school en we fietsen richting de stad. Ik heb het koud. We gaan veel winkels in en veel winkels uit. Mijn moeder zegt vaak dat het te duur is. Eindelijk vinden we een jas. De jas is gewatteerd en grijs van onder en blauw van boven. De mouwen kan je er af ritsen. Het is een stoere jas en ik ben een stoer meisje. Ik ga de mouwen er vaak afritsen. Een bodywarmer en een jas voor de prijs van één. Ik zie voor me hoe we touwtje springen op het schoolplein en ik het warm krijg. Dan rits ik de mouwen er af en iedereen kijkt naar me, ze willen allemaal zo'n jas. We staan bij de kassa. Ik mag de jas aanhouden van mijn moeder. Ze rekent af. Daarna zucht ze. Ze propt mijn zomerjas in de plastic tas die we gekregen hebben.

Ik voel me nieuw. Ik wil graag dat iedereen naar me kijkt. Als we thuiskomen wil iedereen de jas zien en er aan voelen. Ik zeg dat de mouwen er af kunnen. In de avond komt mijn vader thuis en ik doe een modeshow voor hem met de jas. Ik rits de mouwen er af en doe ze er weer aan. Iedereen klapt. Ik vraag aan mijn moeder of ik de jas op mijn kamer op de stoel mag hangen zodat ik hem kan zien als ik wakker wordt. Dat mag. Mijn moeder geeft me een nachtzoen. Ik bedank haar voor de jas. Ze zegt dat ik de mouwen van de jas er niet meer af mag ritsen.