Waar komen weerwolven toch vandaan? Ja, uit Hollywood. Maar in Gelderland zitten ze ook. Hollanders hebben ook nogal wat verbeelding, blijkt uit de verhalen die ze elkaar vertellen. Folgert Karsdorp van het Meertens Instituut verzamelt en onderzoekt moderne volksverhalen en deelt met ons de mooiste.
Een keuterboer, die Mol heette, werd altijd uitgescholden: "Bierpoep! Twee emmers vol snijbonen en nog maar wind!" Dat kwam omdat hij zoveel at. Karels, een dagloner, keerde 's avonds laat dwars door het veld terug naar huis, toen hij een ploeg zonder paard of man op zich af zag komen. Hij trok zijn mes, maar het ketste af op het ploegijzer. De ploeg veranderde van gedaante, en in de man die voor hem stond, herkende hij Mol. Deze viel op zijn knieƫn en smeekte hem niet te verraden. Hij zou Karels een mud boekweit en een mud rogge geven. "Van jou, weerwolf, wil ik geen boekweit of rogge," zei de boerenknecht. "Maar als je weer eens zoiets uithaalt, kom je er niet zo genadig van af." In de hooitijd kochten Mol en de boer van Karels samen een paar bunder gras. Karels en Mol zouden dat maaien. 's Morgens begonnen ze. 's Middags bracht de vrouw van Karels een pannetje eten. Maar de meid van Mol kwam met een juk aandragen, waaraan een emmer vol soep en een emmer vol snijbonen hingen. Na het eten veegde Mol de emmers met zijn vingers uit en likte ze af. Toen de vrouwen waren vertrokken, stelde Mol voor te gaan slapen. Karels vertrouwde het niet. Hij hield een hand voor zijn ogen en gluurde door zijn vingers. Mol lag op zijn rug. Hij loerde naar zijn buurman tot hij dacht dat deze sliep. Opeens kwam er een mol uit zijn nek, die zich haastig uit de voeten maakte. Kort daarop begonnen de kalveren in het aangrenzende weiland rond te draven. Even later kwam de mol terug en kroop bij de boer in zijn nek. Deze rekte zich uit, stond op en zei: "Karels, ik voel me niet zo goed." Hij kotste liters bloed en ging doodsbleek naar huis. Karels begon weer te maaien. Na een tijdje kam de eigenaar van de kalveren hem vragen of hij een hond achter zijn vee had zien jagen. Ze gingen samen in de wei kijken en vonden de resten van een kalf. Er waren alleen een paar afgekloven botten over. Niet lang daarna werd Mol ernstig ziek. Hij kwam te overlijden. Toen ze hem in de kist hadden gelegd, konden ze die niet meer optillen. De pastoor moest erbij komen. Hij liep een paar keer om de kist met een koord in zijn hand, en las voor uit een boek. Pas daarna konden ze de kist naar het kerkhof dragen.