Strandorakels

Miljoenen jaren geleden stroomde de rivier de Eridanos van Lapland via de Baltische Zee naar de Noordzee. Het was een rivier zo groot als de Amazone. Bij haar monding zette ze grote hoeveelheden spierwit zand af. Dit witte zand vormt de basis van ons land. Schrijver-filosoof Bram Esser en ontwerper Francois Lombarts doen verslag van hun expeditie op weg naar de bron van Nederland. Vandaag deel 3: Strandorakels.

We mogen op de parkeerplaats van een camping in Noordwijkerhout onze tent opzetten. Alle andere plekken zijn bezet. Het is een compromis. Op de camping kunnen we douchen en dat is nodig, maar we zijn te ver van de zee om haar nog te horen ruizen en daar zijn we aan gewend geraakt. Het ruizen van de zee wiegt je in slaap. ‘s Avonds kijken we vanaf onze parkeerplaats naar het uitrukken van de cavalerie aan de andere kant van de weg. Toeristen met reflecterende hesjes zijn op weg naar de zonsondergang. Een hallucinerend schouwspel.




De volgende ochtend vinden we een duinpad, maar het voert niet naar de zee. We blijven lange tijd parallel aan het water. Gezandstraalde bomen, krom en knoestig, staan als krijgshaftige dwergen op de wacht. Dit is wat er overblijft als de beukende kracht van wind en regen en zand en zon hun werk hebben gedaan. Het is alsof de natuurkrachten nog zijn af te lezen aan de kleine stekelige struiken, het wiegende, maar oersterke helmgras en de opgekrulde bast van een mij onbekende boomsoort met grote doornen. Dit landschap kent geen uitgesproken kleuren, het heeft eerder een ingehouden woestheid die aan sommige Japanse prenten doet denken.
De expeditie meandert. Eerst rondom een golfbaan die middenin het duingebied ligt en verboden is voor rauwdouwers en armoedzaaiers. Daarna zien we een hoge betonnen zendmast, eveneens achter een hek. Naderbij gekomen blijken er ook kleinere en hele vreemdsoortige zendmasten te staan. Het is afluisterapparatuur vermomt als modernistische kunst uit de jaren zeventig. Een laag radiohuisje heeft de rolluiken omlaag en is naar mijn mening klaar voor inspectie. Nog maar enkele passen in de richting van de slagboom, klinkt er een felle vrouwenstem door de intercom.
‘Meneer wat bent u van plan?’
‘Ik dacht even te gaan kijken.’
‘Dit is verboden terrein. U moet onmiddellijk omkeren.’ Wat er zal gebeuren als ik doorloop, zegt ze er niet bij. Ik besluit het maar niet uit te proberen. Op een bord lezen we dat hier Radio Noordwijk (NORA) is ondergebracht, een telecommunicatie station van Defensie. NORA werd al in de jaren twintig opgericht om vanuit de duinen te communiceren met de overzeese gebieden. Later breidde de Duitse bezetter het complex uit met extra bunkers. Zij gebruikten het station om contact te onderhouden met hun U-boten en om de vijand af te luisteren. Of hier nog steeds wordt afgeluisterd is niet bekend, maar wel waarschijnlijk.
Niet ver van NORA treffen we Langevelderslag, de verlossende doorsteek naar zee. In het duin, verreist langs het pad een betonnen structuur van twee lagen. Rechthoekige winkeltjes die trapsgewijs verspringen. Een commercieel bunkercomplex. Smaakvol omdat het simpel is, net als de echte bunkers. Bunkers moeten we rekenen tot de archetypische duinbebouwing.
Binnen, in een volgestampt souvenirwinkeltje, treffen we een grote vrouw met een aardig gezicht achter de toonbank en man op een plastic tuinstoel ervoor. Hij kijkt tv met het geluid uit. Beiden zijn waarschijnlijk rond de zeventig jaar oud, al ziet hij er een stuk slechter uit dan zij. Ze heten Aat en Angelina. François, onze landmeter, vraagt om sigaretten. Hij was aan het begin van de tocht vol goede moede gestopt met roken, de moed is hem in de schoenen gezonken.
Ondertussen bestudeer ik de man op de tuinstoel. Hij neemt kleine slokjes bier uit een halve liter blik. Zijn neus is zo groot als een dennenappel en doet denken aan de gehavende bast van de duinbomen die we onderweg hebben gezien. Ze verkopen naast zonnebrandcrème en mandjes met gesealde schelpen uit China ook sigaretten en campinggas. ‘We verkopen zelfs handdoeken en fleecetruien,’ zegt Angelina enthousiast.
Ze legt uit dat haar assortiment is ontstaan vanuit de vraag van al die mensen die het hele jaar door naar het strand komen en om bepaalde spullen verlegen zitten. De fleecetruien heb je volgens Aat ook nodig vanwege de zeevlam, een plotseling opstekende koude mist uit zee.
We krijgen koffie aangeboden en we blijven wat plakken en luisteren naar hun verhalen. Aat ging vroeger zwemmen met de jongens uit het dorp. Ze lieten zich dan meevoeren door een mui. ‘Dat is een hele sterke stroming die rond een zandbank trekt. Er was een bakker bij ons in het dorp, Lisse. Die vent was beresterk en kneedde het brood nog met de hand. Hij deed ons voor hoe het moest. Zo’n mui trekt je een flink eind uit de kust, tot wel driehonderd meter. Levensgevaarlijk, maar wel spectaculair.'
Aat werkte vroeger als loodgieter voor de marine. ‘Ze deden daar bij NORA altijd een beetje geheimzinnig natuurlijk, maar als radio amateur zag ik dat ze buizenradio’s van het type ANGRC-9, ook wel de Angry nine genoemd. Dan stonden ze wel even te kijken als ik dat tegen ze zei.’ Aat kan er nog zichtbaar van genieten als hij dit vertelt.
Eén keer per jaar moest Aat twee betonnen zoetwater bakken in de duinen schoonspuiten en desinfecteren. ’Die waren bedoeld als noodrantsoen voor als de bom zou vallen. Weinig mensen weten dat er onder radio Nora in de duinen een atoomschuilkelder is gebouwd. Het radiostation was volledig toegerust voor de koude oorlog, er was alleen geen riolering. Alles werd gewoon in de duinen geloosd.’
We krijgen te horen dat er pas in de jaren zestig werd besloten riolering aan te leggen. De investering kon alleen maar uit door een samenwerking aan te gaan met het Hoogheemraadschap. Er werd besloten een strandovergang te maken met faciliteiten zoals winkels, restaurants en een parkeerplaats. Zo ontstond Langevelderslag.
Aat zegt uit z’n hoofd dat er op jaarbasis zo’n zestig à zeventig duizend mensen hier naar het strand gaan. ‘Echte piekdagen, dat er zevenduizend mensen komen opdagen, daar zijn er hooguit tien per jaar van.
‘Dan draai je echt een top omzet,’ glundert Aat.
De duinovergang was er niet geweest zonder defensie. Het zal niet voor het eerst zijn dat het leger de weg baant voor toerisme. Massatoerisme is ten slotte ook een vorm van troepenverplaatsing. De oude Duitse aanvoerwegen naar radio Nora zijn inmiddels in gebruik door dagjesmensen op de fiets. In de zomermaanden is dat in negen van de tien gevallen, een Duitse toerist.
Volgens Aat zijn het doorgaans de wat armere mensen die bij Langevelderslag naar zee gaan. ‘Ik verkoop ijsjes voor vier dubbeltjes. Waar zie je dat nog?’ Arme mensen. We nemen dat maar met een korreltje zout. Of komen arme mensen tegenwoordig ook met de auto?
‘Waarom heb je eigenlijk een sjaal om je been,’ wil ik weten.
‘Ik heb een nieuwe knie,’ legt Aat ui. ‘Het metaal wordt nogal koud als ik op mijn brommertje hierheen rijd. Vandaar die sjaal.’
We zeggen gedag want we hebben genoeg gehoord en we zijn er aan toe eindelijk weer de zee in ogenschouw te nemen. Al snel lopen we over het arme mensenstrand richting het noorden, altijd maar verder. Ieder uur houden we halt voor de meetmomenten van François. Hij loopt dan met stramme soldatenpas vanaf de duinrand naar de vloedlijn. Hij maakt foto’s van het zand en de horizon, doet zeewier in een zakje. François bespioneert zichzelf, vermoed ik. Hij maakt een geheime kaart die alleen hijzelf kan lezen. Zo kan hij achteraf zien waar hij is geweest.