Miljoenen jaren geleden stroomde de rivier de Eridanos van Lapland via de Baltische Zee naar de Noordzee. Het was een rivier zo groot als de Amazone. Bij haar monding zette ze grote hoeveelheden spierwit zand af. Dit witte zand vormt de basis van ons land. Schrijver-filosoof Bram Esser en ontwerper Francois Lombarts doen verslag van hun expeditie op weg naar de bron van Nederland. Vandaag deel 7: Vinex-aan-Zee en Lands End.
We sjokken over het strand. Dat is toch waar het op neer komt. Zeker in het mulle zand, waarbij je telkens een stukje wegglijdt. Al een tijdje zie ik iets geks onderaan de duinen in de verte, het zijn structuren die ik niet kan thuisbrengen.
‘Moet je zien, een luchtspiegeling.’ Zeg ik tegen François. De landmeter kijkt op en staat zelfs even stil. Het afgelopen uur had hij bij wijze van experiment alleen maar naar de grond gekeken. Nu heeft hij even tijd nodig om de nieuwe werkelijkheid tot zich door te laten dringen.
Tientallen designhuisjes met aluminiumbeplating staan te glimmen op een rij. Alsof ze zo uit de Tata fabriek zijn gerold. Ze behoren toe aan Landal Greenparks. ‘Zouden die in de winter geen last krijgen van hoog water?’ Vraagt Francois zich af. ‘Dat lijkt me wel,’ zeg ik, ‘waarschijnlijk hebben ze goede contacten met de zandlobby want dit kan alleen blijven bestaan als de baggeraars voortdurend blijven spuiten.’
Bij een informatiepunt pakken we een foldertje. Er staat een foto in die me intrigeert. Een stelletje hangt over de balustrade en kijkt met een glas witte wijn naar de ondergaande zon. De foto is zo genomen dat je de andere huisjes niet ziet. ‘Dit is uniek.’ Zegt een medewerker bij de voorlichtingsbalie. Hij stuitert bijna van enthousiasme. ‘Zo dicht aan zee kom je doorgaans alleen met een tent, maar mensen willen toch comfort.’ Juist dat comfort stuit ons tegen de borst. Wie de zee wil voelen, moet afzien. Dat is onze stelling. Deze huisjes zijn een vulgair soort luxe. Het kost tussen de driehonderd en zevenhonderd euro (afhankelijk van het seizoen) om in zo’n huisje tussen de andere huisjes een weekend ingeblikt te zitten. De alledaagsheid van een Vinex-wijk is hier naar zee gebracht.
‘Dit is wel een groot contrast met de huisjes bij Wijk aan zee,’ merkt François op. We herinneren ons nog goed de gebakken zalm die Jan Beentjes eerst eigenhandig uit het net had gehaald. Bij Landal Greenparks hoef je niet te verwachten dat je wordt uitgenodigd op de veranda. De bewoners hebben ook geen verhalen over dode zeehonden en vossen die daar dan weer aan vreten. Een dode zeehond zou denk ik iets teveel natuur zijn voor de gemiddelde toerist.
We lopen langs de glimmende ‘kijkdoosjes’ over de boardwalk en lezen het gedicht dat op de binnenmuren staat. Zesenzestig keer dezelfde tekst: ‘Dromen van het strand, dromen van de zee, en als ik straks naar huis toe ga, neem ik al die dromen met me mee. ‘Wie een huisje boekt, investeert in mooie herinneringen. Wie heeft daar nou geen geld voor over?
‘Volgens de folder is dit een duurzaam vakantiepark.’ Zegt Francois.
‘Duurzaamheid is een marketingbegrip. Het zegt doorgaans niet zoveel.’ Merk ik op. Toegegeven, ik ben wat cynisch als zulke grote bedrijven roepen dat ze goed bezig zijn met het milieu.
We laten de luchtspiegeling achter ons en zijn het dorpje al spoedig weer vergeten. Dat is het voordeel van de wandelaar. Hij wordt ergens mee geconfronteerd, moet soms ergens doorheen, maar het duurt nooit lang. Er liggen altijd weer nieuwe kusten in het verschiet die telkens weer anders zijn en door anderen wordt gebruikt, maar altijd is daar diezelfde waarheid van de zee. Zij klotst en stroomt, ze is bewegelijk, altijd hetzelfde en altijd weer anders, maar ten alle tijden groots en alles omvattend.
We verruilen het zand voor een harde dijk. Het is voorbij met de goudgele pretstranden. Bij Den Helder stoppen we om te kijken naar het uitvaren van een marineschip. We horen een vrouw in matig Engels aan Franse toeristen uitleggen dat ze de afsluitdijk over moeten als ze de Waddenzee willen zien. Vanaf Den Helder zie je inderdaad niks. Haveninstallaties blokkeren het zicht.
Traag verlaat het marineschip de haven en neemt positie in open water. Het is op weg naar Somalië om piraten te vangen. Familieleden staan op de kade. Ik meen een moeder te zien zuchten. Een ober veegt een tafeltje schoon van het terras bij restaurant Lands End en recht even de rug om het schip te zien. Ook wij blijven even staan om dit mee te maken. Het is een plechtig moment. ‘Ja die zijn nu vier maanden weg,’ zegt de ober. ’Maar die matrozen hebben niet te klagen hoor. Ze verdienen ontzettend goed en dat allemaal van onze belastingcenten.’ Ook bij ons ontsnapt nu onwillekeurig een zucht. We hadden al een tijd niet meer aan de belastingdienst gedacht. We vervolgen onze weg, maar het is net alsof onze rugzakken net iets zwaarder aan ons trekken dan daarvoor. Ook schiet mij nog iets anders te binnen. Lands End, is dat niet de naam van een bekende Piratenfilm met Johnny Depp?
Deze tekst kwam tot stand door Nida Art Colony en Satellietgroep.
Ga voor informatie over de auteurs naar francoislombarts.com en bramesser.com.