In de serie Notulen, vandaag eentje van Jente, 22, maker van design en fictie.
M'n tante, ik heb haar nauwelijks gekend. Ik zag haar wel eens op verjaardagen. Verder niet. Maar ik had vandaag niets gepland en een begrafenis leek me een nuttige invulling van de dag.
Het was half zes 's ochtends en ik zat te wachten op de metro richting het station. Het perron was uitgestorven, op een man in een felblauw pak na, aan de overkant van het spoor. Blauwe sokken, blauwe stropdas. Alles blauw. Ik vroeg me af waar hij heen ging. Vast geen begrafenis. Het circus misschien? Een bruiloft? Hoewel zijn gezicht niet echt op bruiloft stond. Eerder op begrafenis. Ik probeerde zijn blik te imiteren in de hoop dat ik er ook wat meer begrafenisachtig uit zou zien. De man had me door en staarde terug. Ik keek weg, maar bedacht dat ik hiermee mijn staren juist had bevestigd. Dat ik niet zomaar lukraak wat in het rond had zitten kijken. Ik keek nog eens terug. De man was verdwenen. Boos misschien? Of verlegen? Ik zocht naar een nieuwe staarplek, maar vond op dit perron verder niets het staren waard.
Er werd op mijn schouder getikt. Ik draaide me om en zag de blauwe man.
"Vind je het tè?"
"Wat?" zei ik.
"Dit. Deze outfit."
"Nou, ja. Tè. Tè. Het is wel wat opvallend ja."
"Ik heb namelijk ook nog wat anders bij me," zei de man. Hij opende zijn koffer en begon er verschillende kledingstukken uit te halen, blousjes met kantjes en papegaaienprintjes.
"Wat is de gelegenheid?" vroeg ik.
"Welke gelegenheid?"
"Waar gaat u heen?"
"Hoezo waarheen, ik ben toch hier? Dat pak van jou? Dat zou ik ook wel passen."
Ik keek naar mijn zwarte begrafenispak. Dat tegelijkertijd mijn kerstpak was. En galapak.
"Dat van mij?"
"Ja, laat het me even passen."
"Hier?"
"Ja, hier. Er is toch niemand."
De man trok z'n broek uit en wachtte tot ik de mijne aan hem zou geven. Ik keek om me heen, het perron was nog steeds leeg. Aarzelend trok ik m'n broek uit. We wisselden broeken uit. Ik trok hem snel aan, bang dat iemand me in m'n ondergoed zou betrappen. Vervolgens trok de man z'n jasje en overhemd uit en gebaarde mij hetzelfde te doen. Het zwarte pak stond hem niet slecht.
"Ja, deze neem ik," zei hij. "Lekker stofje."
De man gaf me vijftig euro. Ik staarde verbouweerd naar het briefgeld in mijn hand.
"U kunt niet zomaar..." maar toen ik opkeek was de man verdwenen. Ik stopte het briefje in m'n blauwe zak.
Aan de overkant van het perron zat een jongen op een bankje. Hij staarde naar me. En ik staarde terug.