Konijnen

Na de kraaien van Vincent Bakkum lijken ook de konijnen te zijn vertrokken, met een beschimmelde stronk broccoli als stille getuige.


In het konijnenhok liggen onaangeroerde aardappelschillen en een beschimmelde stronk broccoli op een bedje van keutels. Het water in de drinkfles is groen geworden en het deurtje naar de tuin staat open. De bewoners zijn ‘vertrokken’.
     Hun opperwezen en weldoener in de persoon van een brugklasser is niet zichtbaar ontdaan. De konijnen stonden de grote veranderingen in haar leven al een tijdje in de weg. Toch wilde ze er niet vanaf.
     Ik had een lulverhaal opgehangen over een vage kennis in Limburg met een ‘konijnenfarm’ die zich met liefde over de beestjes wilde ontfermen. In werkelijkheid zou ik ze bij de golfvelden loslaten als een snack voor luie buizerds. Nauwelijks hoorbaar vleugelgeruis en dan acht kromme, vlijmscherpe naalden diep door hart en longen gestoten. Een waardige, de voedselketen dienende dood. Misschien zouden ze vanuit de lucht hun hok en erf nog kunnen zien, meestal echter treedt de dood in een oogwenk in.
     ‘Nee, écht… ik beloof het, vanaf nu ga ik goed voor ze zorgen. Ik zweer het!’ beloofde ze en zwoer ze weer eens.
     Haar moeder kon de gevangenschap van de doorgefokte oorwarmers in hun tochtig urinoir op een gegeven ogenblik niet langer aanzien. Met het risico de konijnen kwijt te raken opende ze op een dag het deurtje. Wonderlijk genoeg bleven ze in de buurt en zochten ze ‘s nachts gewoon hun hok op.
     Mijn vriendin, opgegroeid in de stad, was euforisch. Ik, van het platteland, gaf ze twee, hooguit drie dagen. Ik hoefde in ieder geval niet meer stiekem met een doos naar de golfvelden.
     Tijdens de schoolvakantie waren de vrouwen een week in Helsinki. Ik zat alleen thuis en keek naar de konijnen onder de herfstige meidoorn. Gewoontegetrouw rotzooiden ze vrij om het huis, maar een paar dagen later waren ze verdwenen. Eerst ‘Honey’ en de dag erop ‘Mango’, of andersom.
     Toen de konijnen twee weken eerder ‘s avonds hun hok niet hadden opgezocht werden we om drie uur ’s nachts wakker gekrijst. Toen we het tuinlicht aanknipten staarde de vos met een konijn in zijn bek gefixeerd in de bouwlamp, om een moment later zijn prooi te laten vallen en in het riet te verdwijnen. Mango (of Honey) overleefde de aanslag.
     Twee jaar lang moet de vos snuivend en vloekend om het hok hebben geslopen om uiteindelijk voor zijn geduld te worden beloond. Aanvankelijk met slechts de smaak van bloed van tam konijn, maar niet veel later met de hele gerechten; het ene zoet, het andere fruitig…
     ‘Is there any evidence?’ vroeg mijn vriendin toen ik haar belde over hun dood.
     Bewijs? De vos struint iedere nacht door de tuin en het wemelt hier van de roofvogels.
     ‘The best evidence is their absence,’ zei ik. ‘Net als bij God.’
     Op wat plukken voering uit een konijnenjasje na was er geen spoor van een misdrijf.
     ‘Maar je kraaien leven misschien ook nog,’ zei ze, ‘hoewel ze weg zijn.’
     Ooit had ik twee kraaien grootgebracht die de lokroep van de natuur niet hadden kunnen weerstaan, maar dat waren wilde dieren met oerdriften in volle glorie, en geen genetisch gemanipuleerde knaagdieren met hangoren om over te struikelen en een op een waakvlam opererend instinct. Nee, dit opvoedkundig experiment tot emotionele groei van een tiener was definitief ten einde. De konijnen zouden niet meer terugkeren. Die huppelden over de eeuwige jachtvelden met een Stockholmsyndroom van hier tot gunter.
     ‘Erg leuk allemaal, maar wat zeg ik tegen E.?’ wilde mijn vriendin weten.
     ‘Dat ze door de vos zijn opgevreten.’
     ‘En als ze per ongeluk toch nog terugkomen?’
     ‘Ze komen niet meer terug.’
     ‘Hoe kun je dat zo zeker… Nee hè!? Je hebt ze…?’
     ‘Tuurlijk niet, ben je gek…’
     ‘Vincent!’
     ‘Ik zweer het…’