Tom Hofland zit achter zijn bureau, maar wil er niet zijn. Met zijn Memento Mori introduceert hij een geheel eigen wijze om aan het kantoor te ontsnappen en voor even te verdwijnen – voor als zelfs een out-of-office-reply niet meer mag baten.
Het liefst zou ik willen dat ik altijd nuchter was. Niet in de dronkenmanszin van het woord, maar mentaal. 'Stoïcijns' is een woord dat nu in me opkomt, maar nadat ik de Wikipediapagina van de Stoa heb gelezen, afgeleid ben geraakt en via omzwervingen – langs Kierkegaard, via Lenin - bij een driedelige Youtube-serie over de Romanovs terecht ben gekomen is mijn avond plots voorbij en weet ik nog steeds niet of ik stoïcijn wil zijn.
Ik wil eigenlijk altijd en overal de kalmte zelf zijn. Iemand die niet ‘Hé pipo!’ roept als iemand geen voorrang verleent bij een zebrapad. Ik wil dat niet roepen, ‘Hé pipo.’ Ik wil kunnen grinniken om de ‘incidentele misstap van een medemens’ en dan opgewekt de straat oversteken. In plaats daarvan maak ik me er nu, een paar maanden na dato, nog druk om. Niet erg stoïcijns, denk ik.
Wat voor mij geldt, geldt natuurlijk al duizenden jaren voor iedereen. Ieder mens schrikt weleens op van een losgeslagen traantje dat zonder aanleiding uit de traanbuis komt rollen. Wie denkt er niet in het donker van de bioscoop: 'Mijn god, wat als ik nu heel hard “sexlul!” roep?’
Dat iedereen wel eens een beetje koekoek is, betekent niet dat wat rust in de kop niet erg lekker kan zijn. Goed voor jezelf, en voor je omgeving.
Gelukkig zijn daar methodes voor. Maar waar te beginnen?
Mijn door mij persoonlijk ontwikkelde methode heet ‘Memento Mori Yoga™’, en iedereen kan het beoefenen - ongeacht leeftijd, geslachtsidentiteit of religieuze overtuiging.
Het kan altijd en overal. Naast de strijkplank; op een beschut plekje tijdens het uitlaten van de hond; O-ver-al. En het is heel eenvoudig:
Als je hart wat vaker steekt dan normaal en je met een knalrode kop zoekt naar houvast omdat het gewicht van al je verantwoordelijkheden je lijkt te verpletteren doe je het volgende: je laat je vallen. Als een zoutzak. Als een lijk. Zit je op de bank? Ontspan dan al je spieren en glijd in een comfortabele maar dramatische positie op of naast je sofa. Je bent nu dood. De mond een beetje open, de ogen gesloten. Je leven is voorbij. Straks, hopelijk binnen een week, vindt iemand je esthetische lijk – je bent op miraculeuze wijze een schoonheid gebleven – maar jij bent er niet meer. Al je problemen worden nu door anderen opgelost. Zodra ze je goddelijke lichaam vinden zal iedereen, zelfs de belastingdienst, je alles vergeven wat je ooit hebt gedaan en zul je bejubelt worden. Op je uitvaart is het één en al lof. En je hoeft er niets meer voor te doen. Het is klaar.
Blijf liggen waar je ligt, en luister nu alleen nog maar: het getik van de radiator. De kwetterende vogeltjes bij het raam. Voel het tapijt onder je verdraaide ledematen. Ruik de koffie die je buurmeisje zet. Maar oordeel nergens over: jij bent overal al lang klaar mee. Alles gaat door en jij doet niets. Heerlijk.
Nu lijkt ‘Memento Mori Yoga™’ misschien een pleidooi voor collectieve zelfmoord, maar niets is minder waar. De rust die je ervaart na tien minuten schijndood te zijn geweest kun je alleen maar ervaren als je leeft. Dat is het mooie van deze pauze-knop voor het leven: na tien minuten sta je in de traditie van Jezus Christus en Jon Snow weer op, klopt het stof van je kleren en gaat verfrist, opgetogen en met een vanitassymbool voor ogen door met je belastingaangifte.