Kraais boze droom

Over Max Porter’s Grief is the thing with feathers. Vertaald door Saskia van der Lingen als Verdriet is het ding met veren.

Het gebeurt me niet vaak, afgelopen week was het het geval. Ik sloeg een boek dicht, uitgelezen, en ik dacht, ‘Shit, ik wou dat ik dit had geschreven’. Direct ook schrok ik van mijn eigen gedachte, deze vreemde combinatie van jaloezie en adoratie. Wat een ijdelheid, berispte ik mijzelf, waarom zou ik dit wensen? Kan ik niet simpelweg genieten van wat dit boek me gegeven heeft? Bovendien, wat maakt het uit wie wat geschreven heeft? Het gaat om het werk zelf, toch? Daarnaast zijn scheppingen allerminst de vrucht van een enkel individu. It takes a village to raise a child. Net zo vergaat het boeken. En al staat er slechts één naam op de kaft, uiteindelijk is het een gift aan de gehele mensheid. Als het goed is kunnen we er allemaal van genieten en kan het voor een ieder van ons van betekenis zijn.


Wat overigens niet wegneemt dat sommige boeken van een buitenaardse klasse zijn en zich ver verheffen boven het gemiddelde boek. Grief is the thing with feathers is zo’n boek. Dat is geen slijmerij of mooischrijverij, het boek is speciaal. Het heeft alles wat ik op het moment van een boek verlang. Het is speels, open, vrij, hard, zwart hard, zacht, liefdevol zacht, muzikaal, speels, open, gelaagd, diepgaand en dun. Heel dun voor een boek zo rijk. Heel rijk voor een boekje zo dun.


Maar waarom zou ik mijn eigen naam op de kaft willen zien? Heeft het lezen me niet voldoende verrijkt? Waarom wens ook ik succes, bevestiging, aandacht en wat niet nog meer? Een makkelijk antwoord is zeggen dat het de tijdsgeest is. Ieder die weleens televisie kijkt of een krant open slaat komt het ene succesverhaal nog grootser dan het andere tegen. Websites, lifestyle bladen, televisieprogramma’s met flitsende sprekers, met zijn allen zijn we in de ban van succes. Zelfs de sport, of misschien wel juist de sport (vaandeldrager van de tijd?), lijkt te zijn gevallen voor de cultuur van superlatieven. Meedoen is niet langer voldoende. Stimulerende middelen maken van gemiddeld uitzonderlijk; we kennen de verhalen.


Feit blijft, of is geworden, dat we een hard schild moeten dragen willen we niet vallen voor de verlokking van deze tijd (denk aan het meisje van 18 dat een motortje in haar fiets had laten zetten). Maar is het interessant? Zijn het zaken waar wij beter van worden? Zijn het onderwerpen waar we onze pennen aan zouden moeten wijden? Nee, laten we eerlijk wezen, het is niet werkelijk waar het leven of de literatuur over zou moeten gaan. Misschien dat ik precies om deze redenen de wens had Grief is the thing with feathers zelf te hebben geschreven. Het, of laat ik zeggen, de schrijver Max Porter, lijkt zich met navelstaarderige praktijken niet bezig te houden. Gelukkig valt juist hem de eer in de schijnwerpers te komen te staan.



KRAAI


Kop naar de grond, waggel, scharrel.
Kop naar de grond, fladder op, dwarrel.
Kijk op. ‘ALARM: HARDE SCHORRE EN
VERONTWAARDIGENDE KRASGELUIDEN’
(Vogelgids van Europa, blz. 330)
Kop naar de grond, kroonkurk, krabbel.
Kop naar de grond, afvoerput, zwabber.
Hij zou een hoop van me kunnen leren.
Daarom ben ik hier.



Grief is the thing with feathers is een boek dat zijn weerga niet kent. De thema’s zijn eeuwenoud: dood, verlies, rouw, liefde; de vertelwijze is fris. Drie stemmen, laat ik zeggen drie personages (de vader, zijn zonen en een bezoekende kraai), vertellen het verhaal van een jong gezin dat de moeder verliest. Het begint op het moment dat familie en vrienden na een aantal dagen van ondersteuning het huis niet langer platlopen, het eindigt met het uitstrooien van het as, een paar jaar later. Daartussen wordt de rouw verwerkt, voor zover dat mogelijk is bij een dergelijk verlies. Misschien is het gepaster om te zeggen dat in de tussengelegen pagina’s de rouw wordt onderzocht. Al is ook onderzoeken een veel te afstandelijke beschrijving. De rouw wordt betast, geschilderd, bedicht. ‘I’d like to think that if I had a big house with loads of rooms I would have painted it,’ zegt Porter in een online interview. Alleen een dichter of een kunstenaar kan zo’n opmerking maken. Maar Porter heeft gelijk, hij heeft een kunstwerk geschapen. Beschrijven is beperkt, analyseren bijna misdadig. Beter kunnen we er naar kijken en ons mee laten nemen, de deur open zetten en de ratio laten gaan.



JONGENS


Een spel dat we vaak deden heette Super-
sonische Knal. Dan vlogen we zo hard we
konden door het dennenbos als kogels door
een mensenmassa en deden wie het laatst
de bocht maakte voor een boom. We vlogen
zo hard we konden door het dennenbos en
zwenkten dan, floep, millimeters voor een
boom opzij, en terwijl we verder raasden
riepen we Supersonische KNAL. Op een dag
daagde ik mijn broer uit. Ik zei dat hij vast niet
langs de boom durfde te schampen zoals een
kogel ricocheert van een vluchtende schouder.
Ik ging eerst en ik vloog heel hard recht
op een boom aan en zwenkte op het laatste
moment met een Supersonische KNAL af en
mijn vleugel sloeg tegen de stam, wap, en ik
schoot het bos in (als een kogel die ricocheert
van een vluchtende schouder). Mijn broer
vloog te laag en te snel en zwenkte helemaal
niet, en wap, een scherpe tak boorde zich
door zijn keel en daar hing hij te krassen
‘supersonisch. supersonisch. supersonisch’.
Dit is slechts gedeeltelijk waar.



Grief is the thing with feathers is geen doorlopend verhaal met spanningsboog, plot en wat niet nog meer gebruikelijk in de meeste literatuur van dit moment. Het is een verzameling losse schetsjes, aantekeningen, verhaaltjes. Nu eens vanuit het perspectief van de fabelachtige kraai, dan weer vanuit de ‘boys’ of de vader. Ieder perspectief met zijn eigen stijl, toon en regelafbraak. Desalniettemin is het een overtuigend geheel, want al lopen de verschillende stemmen door elkaar heen, Porter steekt niet onder stoelen of banken dat hij misschien wel alle drie ineen is.


Uitvoerig putte hij uit zijn eigen leven. Zelf verloor hij op jonge leeftijd zijn vader en sinds een aantal jaar heeft hij een gezin. Gelukkig leeft zijn vrouw nog, hebben zijn kinderen niet mee hoeven maken wat hij zelf als kind heeft ervaren, maar deze familiaire setting heeft een duidelijke stempel op het boek gedrukt. De stemmen van de jongens komen voort uit Porter’s eigen herinneringen als kind plus dat wat hij in het recente heden bij zijn eigen kinderen ziet. De stem van de vader is zijn eigen stem als vader en geliefde, maar misschien ook de stem en liefde van zijn moeder naar haar overleden man. De kraai is de kraai, de dood, de rouw, een vreemd wezen, zwart vacuüm dat zijn eigen gang gaat, maar juist bij dit gezin langs komt (‘Ik vind mensen saai behalve als ze verdriet hebben’).


Ook Porter’s baan als redacteur bij Granta Books en Portobello Books is van grootte invloed op het boek geweest. Niet alleen was hij nauw betrokken bij de werken van schrijvers als Rebecca Solnit, Han Kang, Eleanor Catton en Ben Marcus, wat zijn stijl logischerwijs beïnvloed heeft, ook, zo zegt hij zelf, maakte dit werk en het gezinsleven dat hij weinig tijd had voor gecompliceerde verhaallijnen of paginalange proza. Zie daar de fragmentarische en korte stukjes, die naast de ‘grote’ literatuur waar Porter zich overdag mee bezig hield, zeker ook zijn geïnspireerd door de verhaaltjes die hij zijn kinderen voor het slapengaan voorlas. Zo heeft Porter veel van zijn leven in één klein boekje weten te verwerken, zonder dat hijzelf de hoofdrol speelt. Die hoofdrol wordt tussen de regels door de liefde opgeëist.



VADER


Ongeveer twee jaar later, veel te snel maar precies op het goede moment, nam ik een vrouw mee naar huis, een Plath-specialiste die ik op een symposium had ontmoet.


Ze was geestig en intelligent en probeerde het beste te maken van een onmogelijke situatie. We moesten stil doen want de jongens lagen boven te slapen.


Ze was zacht en mooi en haar naakte lichaam was anders dan dat van mijn vrouw en haar adem rook naar meloen. Maar we zaten op de bank die mijn vrouw had gekocht en dronken wijn uit glazen die mijn vrouw had gekregen, onder het schilderij dat mijn vrouw had geschilderd, in het huis waar mijn vrouw was gestorven.


Er zijn niet veel vrouwen met wie ik seks heb gehad en ik werd er pas goed in met mijn vrouw, door dingen te doen die mijn vrouw lekker vond. Die dingen wilde ik nu niet doen en ik wilde er niet over nadenken of ik die dingen kon doen of niet en niet nadenken over het nadenken, met als gevolg dat ik een stoot tegen haar tanden gaf en daarna mijn knie op haar dij zette en me daarna uitvoerig verontschuldigde en daarna te snel klaarkwam en daarna te veel mijn best deed, daarna te weinig.


Maar het was fijn, en zij was lief, en na afloop rookten we uit het raam hangend haar zware sigaretten en kletsten over alles wat we ooit hadden gelezen dat niet door of over Sylvia of Ted was.


Ze vertrok en ik maakte me zorgen of het wel oké was om een goed gevoel te hebben. Ik beende met grote passen door het huis alsof ik het voor het eerst zag en controleerde spastisch of alles wel netjes aan kant was. Ik keek bij de jongens naar binnen.


*


Toen ik weer beneden kwam was Kraai op de bank aan het nadoen hoe ik had liggen krikken en kreunen.



Deze stukken zijn zoals u natuurlijk kunt zien zijn geschreven in het Nederlands. Zelf las ik Grief is the thing with feathers eerst in het Engels, maar omdat ik het gevoel had het een en ander van Porter’s universum te missen, pakte ik de Nederlandse vertaling van Saskia van der Lingen erbij. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat zij aardig heeft gestoeid met Porter’s tekst. Veel van de fragmenten zijn zeer muzikaal en lijken soms eerder jazz-improvisaties dan bijvoorbeeld heldere bladmuziek. Met name de eerste stukken van de krasse kraai zijn van een hoog ritmisch tempo en zijn sterk op de klank geschreven. Naarmate het boek vordert wordt de kraai iets geciviliseerder, alsof ook de dood en de bijbehorende rouw behandelbaar wordt. Het speelse en vurige schrijven wordt echter het hele boek door gevoerd. Om Porter’s tekst goed over te brengen heeft Van der Lingen voor een vrije werkwijze gekozen. Zo vertaalt ze Collins Guide to Birds, p.45 met Vogelgids van Europa, p.330. Wat goed aangeeft hoe ze over het vertalen van dit boek denkt; zoals ook menig poëziebundel wordt vertaald, niet letterlijk woord voor woord, maar eerder intentie per intentie. Ik denk overigens dat Max Porter hetzelfde zou hebben gedaan. Ook hij neemt het met de wetten van hoe een boek in elkaar moet steken niet al te nauw. In beide gevallen pakt het goed uit.


Een ander belangrijk aspect van het boek zijn Ted Hughes en Sylvia Plath. Ik moet bekennen dat ik weinig van ze weet en geen enkel boek, briefwisseling of poëziebundel van ze heb gelezen. Wat ik uit andere recensies en interviews op heb gepikt is dat Grief is the thing with feathers als een antwoord of voortvloeisel van Hughes’ Crow kan worden gezien. Ook heb ik begrepen dat Plath haar geliefde Hughes na een zelfmoord alleen achter heeft gelaten. Allemaal niet onbelangrijke feiten om het boek in perspectief te brengen. Al zegt Max Porter zelf dat hij geprobeerd heeft onwetende lezers niet buiten sluiten. Er zijn allerlei verwijzingen naar deze literaire liefdesgeschiedenis te vinden, maar het boek is ook goed te lezen voor mensen die weinig weten over het werk en de levens van Ted Hughes en Sylvia Plath. Ikzelf heb de kennis over deze voorgeschiedenis niet gemist. Porter zegt hierover in een interview met het online magazine Lood:


‘Dat men bepaalde intertekstuele verwijzingen naar Ted Hughes, Sylvia Plath en Emily Dickinson niet opvangt, doet me weinig, … Het liefst wil ik dat de lezer zich gewoon laat meevoeren door het verhaal, de schrijver vertrouwt en accepteert wat er gebeurt. Dat is het grootste cadeau dat de lezer een schrijver kan geven. Maar vandaag de dag worden we gedwongen enorm kritisch te zijn op alles, helaas, en zijn er nog maar weinig lezers die zich zo durven te laten meevoeren.’


Door Porter meegevoerd te laten worden is niet zo moeilijk. Ik raad het iedereen, bekend met verlies of niet, van harte aan.