Onzekere grond onder de voeten

Waarom reizen we eigenlijk? Waarom is het idee ergens thuis te horen zo moeilijk op te geven? Waarom staan palmbomen goed op Instagram? En meer overwegingen uit toeristenstad Barcelona, waar de Guardia Civil in alle toonaarden ontkende op een Looney Tunes cruiseschip te overnachten en er op een conferentie over lichamen, kunst en politiek vooral met veel plezier naar een spelend kind gekeken werd.


Een tijdje terug was ik in Barcelona, om op een conferentie wat van mijn promotieonderzoek te presenteren, over een activistisch kunstinitiatief in Bishkek, de hoofdstad van Kirgizië. Zoals wel vaker was ik niet tot in de puntjes voorbereid. Dit vanwege een sterke voorkeur voor het contingente, of zo stel ik mijzelf daarover gerust. Het had tot gevolg dat ik in een nieuwe stad rondliep alsof op vakantie, maar ondertussen een paper over kunst en activisme en de rol van queer bodies in mijn hoofd aan het componeren was. De stad viel me tegen: dezelfde parade van grote ketens, neon-reclames, en mensenmassa’s die zo van de Dam leken te zijn geschraapt en naar de Ramblas te zijn geteleporteerd.

‘Je schrijft vaak over andere plekken,’ zei de vriendin met wie ik daar was (en die haar presentatie ruim van te voren goed had voorbereid). ‘Ga je nu ook iets over Barcelona schrijven?’
Ik antwoordde dat ik dat niet wist en dat ik ook niet per se wist waarom ik over andere plekken schrijf. Als ik ergens anders ben, heb ik nooit enig idee wat ik over die plek nog zou moeten schrijven. Ik loop vaak zwijgend en afwezig door de nieuwe omgeving. De tijd vervormt en verdicht zich, alsof de adem wordt ingehouden totdat ik weer terug ben in mijn eigen huis, met mijn eigen monotone, maar mij dierbare, voorspelbare dagelijkse ritme en routine.


Je hais les voyages et les explorateurs. Wellicht dat er iets uit die wrijving ontstaat, over dat absolute stom geslagen zijn, de weerzin tegen reizen, tegen de onnodig veroorzaakte schade aan de planeet door CO2 uitstoot, de weerzin een originele foto te plaatsen en iedereen via Whatsapp op de hoogte te houden, maar het toch te doen, toch weer je backpack en paspoort mee te nemen en je op een onmogelijk tijdstip in het openbaar vervoer te begeven, je onderwijl afvragend of je het raam wel goed hebt dichtgedaan zodat de kat geen zelfmoordpoging kan ondernemen in je afwezigheid.
‘Ben je al bij de Sagrada Familia geweest?’ kwam er binnen via de app, en plichtsgetrouw stuurde ik een foto van het foeilelijke gevaarte - net zo goed was het een nieuwe attractie in de Efteling.
‘Misschien moet je er even omheen lopen,’ appte de groep.
De andere kant bood inderdaad een ietwat aanlokkelijker aanblik, maar alsnog was er vooral groot ongemak en een existentiële crisis kondigde zichzelf zwakjes aan.
‘Is dit dan ons leven?’ vroeg ik aan mijn vriendin maar vooral aan mezelf.
Plaatjes en plaatsjes verzamelen. We had the experience, but missed the meaning.
Ook zij nam mismoedig een foto, voor haar moeder, die niet reist.


Gedurende de tweedaagse conferentie – die als thema het lichaam en lichamelijkheid in kunst, politiek en esthetiek had - liep er tijdens alle panels en pauzes een klein kind rond om wie zich een steeds wisselend gezelschap van bewonderaars verzamelde, dat het kind zachtjes toe-kirde. Een engelachtige verschijning met kastanjebruine golvende lokken, lange donkere wimpers en hert-achtige ogen in een vol en romig gezicht met rozige wangen.
Meestal suf je weleens weg tijdens al die panelgesprekken, affect of effect, anthropocene of chtulucene, capitalist subsumption, impending doom maar de zachte kreetjes, het gehuil en gelach van het kind hadden het effect dat alles wat er gezegd werd ineens geen ideeën meer leken, maar iets dat concreet is, zoals het drinken van water uit een bron, in plaats van een rekening van Waternet, of het te voet afleggen van een reis, in plaats van bijgeschreven airmiles op je Flying Blue - account.


Mijn presentatie was onderdeel van het allerlaatste panel, vrijdagavond, ruim na Nederlandse etenstijd. Met een wonderbaarlijke concentratie vloog ik door mijn theorie en afbeeldingen heen, en sloot af met iets van de filosoof Stanley Cavell, dat het idee dat we ergens thuishoren, a sense of footing in the world, inhoudt dat we een gemeenschap willen oprichten, maar daarmee per definitie anderen uitsluiten. Om het idee van ergens thuis te horen niet op te geven, blijven we valse constructies en ficties bedenken van homogene samenlevingen.
Ondertussen raakte het kind buiten adem van het op- en afklimmen van de voor hem menshoge treden naar het podium. Het ritmische stappen van zijn kleine beentjes gaf aan dat het tijd was uit onze zithouding te komen en met z’n allen tapas te gaan eten. In het restaurant was er de gelegenheid met het jongetje te spelen en tegen zijn moeder, een van de sprekers, te zeggen dat het zo fijn was dat hij erbij was geweest, waarop ze zei erg opgelucht te zijn, omdat ze bang was geweest dat zijn aanwezigheid op de conferentie als storend zou worden ervaren.


De laatste dag konden we dan eindelijk met een milde kater door de stad slenteren, ontheven van theorie en coherente spraak. Op onze telefoons zagen we nieuwsberichten over de duizenden mensen op straat voor de Catalaanse onafhankelijkheid, maar om ons heen leek het alsof er een belangrijke voetbalwedstrijd was besloten en nu iedereen in de geel-rode clubkleuren terug op weg was naar huis, of naar een kroeg. We glipten met onze vermoeide lijven overal langs, alsof wij in een andere stad waren. De antifascisten op een zonnig pleintje bij de haven, waar eerder, even verderop, de Spaanse politie, bij gebrek aan voor hen beschikbare overnachtingsplaatsen, als last resort haar intrek op een cruiseschip met een Looney Tunes-thema had genomen - kennelijk al gauw het best bewaarde publieke geheim van Barcelona.


Op de boulevard, om niet te treurig te worden over de Noordelijke toerist die kon beslissen wel of niet een transactie aan te gaan met het wat gebogen lichaam van de donkere straatverkoper, of de aanblik van dikke, roze ontblote mannen die op het strand gemasseerd werden door de fijne handen van vrouwen uit Zuid-Oost Azië, namen we nog een enkele foto van een palmboom tegen de blauwe lucht, met een rozige filter eroverheen, voor de esthetiek.