De virtuositeit van de conversatie is verloren gegaan in de nuttigheid van het gesprek, die uitvinding van psychologen en andere vertegenwoordigers van de huidige reddingsmaatschappij. Het gesprek wil altijd iets uitpraten, helderheid scheppen, het is het reinigingsmiddel voor de menselijke relaties. Maar het is niet minder een dwangmiddel tot eerlijkheid, waarbij alle mogelijke schittering van verbloeming en literaire inkleding - wat een eigen waarheidsgehalte hebben die - verloren valt. Er is wellicht geen droevere zin in de Nederlandse taal dan deze: ‘Wij hadden een goed gesprek.’ Beide gesprekspartners blijven onvoldaan achter, de winst is dat ze van elkaar hebben verloren, de relatie is wat geolied, maar de roest is blijven zitten. De psycholoog applaudisseert van terzijde bij deze ontmoeting die een aanrijding blijft. Moe en onvoldaan keren de twee terug in hun zwijgen. Wie 's avonds uit het raam kijkt, ziet een donkere wolk zich uitspreiden over het land: de somberheid van de spreekcultuur in de avonduren druk beoefend, is opgestegen: ze kan weken blijven hangen. Het gesprek is de mummie van de conversatie.
Er is wellicht geen droevere zin in de Nederlandse taal dan deze: ‘Wij hadden een goed gesprek.’
Omdat we iedere vorm van vrijblijvendheid kwijt zijn, is de conversatie verloren gegaan. En daarmee een kunstvorm. Bij de conversatie - eeuwen als het allermooiste gezelschapsspel beoefend - gaat het om de vorm. In de formulering leeft de geest. De zin van de een is een uitdaging voor de ander: hij wil er in scherpte en elegantie van formuleringskunst nog over heen. De deelgenoten rond de tafel beginnen hun taal al te slijpen voor hun interruptie. Zij moeten geduld hebben tot de gespreksleider - bijna altijd een vrouw, die de minzaamheid van het verdelen als de beste kan beoefenen - hun het woord geeft. Luisteren wordt voorlopig van hen verwacht. In de conversatie gaat het om het luisteren, een kunst die we ook al kwijt zijn geraakt. Luisteren is de mooiste vorm van nederigheid en respect, ook omdat ze op een bepaald moment op de lichte hoogmoed van het bijna hoogste woord mag overgaan. Wie niet kan luisteren, heeft geen recht van spreken. Hoe aandachtig wordt er geluisterd in dat prachtige adellijke conversatieboek Il libro del Cortegiano, (Het boek van de hoveling) van Baldesare Castiglione. Het luisteren lijkt de taal van de woordvoerders - gesproken wordt over die delicate hofcultuur - nog te verfijnen. Ieder wil dan ook de oren van anderen strelen.
We kunnen de Italianen uit de zestiende eeuw alleen horen - en dat nog alleen met veel verbeelding - we kunnen ze niet zien. Helaas. Want in de conversatie gaat het ook om het gebaar. Wie goed spreekt, spreekt tegelijk met zijn handen. Mochten we maar een stomme film van de gesprekken bij Castiglione hebben. Uit de drukte van de Italiaanse gebarentaal, zouden we veel verstaan: daar pleit een hoveling met twee toegespitste handen, daar rondt een ander wijsvinger en duim: zijn zacht gesproken bewering is van een uiterste subtiliteit, daar denkt een mooie hand over het voorhoofd. We horen het trage ontstaan van een schitterende formule. Converseren, het is ook de kunst van het gebaren, die in de zuidelijke landen het fraaist wordt beoefend. In het noorden - Nederland en Duitsland vooral - staan de armen en handen stijf als de hele cultuur en weigert het hoofd te draaien. De hele houding wijst uit dat de woorden ook niet hun zwaarte verliezen.
Waar de geest tot zeer grote - en hoge - activiteit wordt gedwongen, als in de goede conversatie - eist het lichaam een gelijke verfijning voor zich op. Een rijke conversatie kan alleen plaatsvinden aan een rijke tafel. De deftige dames die in de achttiende en negentiende eeuw in Parijs een salon hielden, moesten vermogend zijn naar geest en geld. Zij waren gastvrouw voor ziel en zinnen. Het gaat bij de conversatie om een heel mooie samenwerking tussen geest en gastronomie. De twee stimuleren elkaar. De wijn kan karakter krijgen van de krachtig gesproken taal, de taal verjongt of veroudert zich met het jaar van de wijn. Zuinigheid op spijs en drank maakt de taal van de conversatie schraal. Aan een goede conversatietafel heerst altijd een kritisch welbehagen.
Hoe kunnen we over de kunst van de improvisatie die de kunst van de conversatie is spreken in een land waar een spreker in het openbaar zelfs drie zinnen van een papiertje voorleest en dan nog zonder enige zwier, ook en in het parlement de geest al vergeven is aan het papier voor het spreken begint? Improvisatie is onmogelijk zonder ervaring met heel veel gesproken en geschreven taal. Wie met een leeg hoofd op zijn improvisatievermogen vertrouwt, gaat ten onder. De conversatie is ook daarom niet de kunst van de jeugd. In de salons onderhielden middelbare mannen elkaar, in de achttiende eeuw met de pruik van wijsheid op het hoofd. (Veel pruiken verscherpten het gezicht, zodat op gravures de kennelijke spreker soms een venijnige indruk maakt.) Improvisatie is de hoogste vorm van opportunisme, de enige geestrijke ook, de enige die we kunnen prijzen. Met de improvisatie beginnen we het wezen van de conversatie te naderen.
Het essay is het literaire genre van het innerlijke tweegesprek, de privéconversatie.
De conversatie kan niet zonder de uitdaging. De eerste spreker maakt de geest van de anderen los; het onderwerp alleen al, door de gastvrouw aangereikt, kan een gelijke werking hebben. In alle hoofden beginnen zich gedachten en zinnen te mobiliseren, in een intens plezier. Het allermooiste zal zich dadelijk manifesteren: de tegenstanders blijken geestgenoten, zoals de leermeester en de leerling dat zijn. Zonder gelijkheid is de kunst van de conversatie onmogelijk, gaat het superieure gezelschapsspel over in pogingen tot gelijkhebberij en wordt het onderwerp dat slechts aanleiding is, omstreden hoofdzaak. Het dubbelkarakter is de essentie van de conversatie: men scherpt zijn geest en taal, maar geest en taal worden ook gescherpt. Een concours van scharenslijpers is de salon wel eens genoemd, misschien niet helemaal correct, want bij de conversatie gaat het niet om het winnen. De kunst ervan is een kunst om de kunst. Maar ook een kunst die vervliegt en dat is misschien het mooiste want het belangloze ervan, zoals vrijheid de absolute voorwaarde ervoor is. Ik denk dat een conversatie tussen vrijgeesten de meest bijzondere is, er is van het begin af geen enkele vooringenomenheid of vooroordeel. Wat ik ervan gezien en gehoord heb zijn de Engelse universitaire debating societies daarin voorbeeldig. De leden blijven de conversatie hun verdere leven trouw. Ze is verslavend.
Is het wonderlijk dat de conversatielanden bij uitstek - Engeland en Frankrijk - een grote essayistische cultuur kennen? Ik meen daar ‘nee’ op te moeten antwoorden. Het essay is het literaire genre van het innerlijke tweegesprek, de privéconversatie. De schrijver ervan ziet bij haast elke bewering de tegenbewering naderen. Zelfs de fraaiste gedachte van hem krijgt daardoor een voorlopig karakter. Hij wijkt voor zijn tegenspreker, maar herneemt later weer zijn positie. Het spel wordt zichtbaar en als hij een goede essayist is, geeft hij eraan toe. Zie de briljantste essaybundel uit de Nederlandse literatuur, Essays in duodecismo van Vestdijk. Het boek laat zien dat de kunst van het essay de kunst van de conversatie is.
De mooiste, scherpste en intelligentste correspondenties zijn - alweer - in Engeland en Frankrijk te vinden. In Frankrijk zijn vrouwen de grote en drukke briefschrijvers. De correspondentie is de conversatie op papier. Dat sommige briefwisselingen een frequentie van dag in dag uit kennen, is niet verwonderlijk: men kan niet wachten met de repliek, de geest loopt over van ideeën, zoals dat met een even zwijgende spreker in de conversatie het geval is. Voltaire was groot in de conversatie; hij is ook een der grootste briefschrijvers van de Europese literatuur. En een formidabel essayist! Ik kijk graag naar zijn hoofd. Het is door de scherpte van zijn taal steeds toegespitster geworden. Hij is de enige auteur die ik bij lezing hoor spreken: een hoge, zeer snelle stem, met een aangenaam gegiechel tussen de woorden. Ik luister, ik heb geen weerwoord, wat als dialoog bedoeld is, wordt een monoloog. Onvermijdelijk. Hij heeft een Hollander tegenover zich. Die kent slechts het gesprek.