Feit is dat ik al sinds eind jaren zestig een groot fan ben van Iron Man, een van de superhelden van uitgeverij Marvel Comics, die ook de avonturen van de Hulk, Spiderman en Thor uitbracht. Iron Man, over de avonturen van Tony Stark, een uitvinder en industrieel die het kwaad in de wereld te lijf gaat gehuld in een supersonisch en van divers wapentuig voorzien beschermend geel-rood gekleurd metalen robotpak. Een pak dat ook dienst deed als harnas en vermomming, want aanvankelijk mocht niemand zijn ware identiteit kennen. Of eigenlijk als tweede harnas, want als Tony Stark deed hij zich voor als playboy en feestbeest, terwijl hij onder dat sociale masker gebukt ging onder de herinneringen aan zijn vader, zijn neiging tot alcoholisme en zijn onvermogen tot een reguliere relatie, en bovendien lichamelijk gekweld werd door een granaatscherf in de buurt van zijn hart. Een robotpak als een soort superprothese voor een kwetsbaar lichaam en een gekwetste ziel, een masker waarachter de eigen identiteit langzaam oplost. Dat was en is de thematiek die mij in Iron Man aansprak, zoals die mij ook al aansprak en nog in het – overigens ook al eens verfilmde - verhaal van onder meer Alexandre Dumas, we spreken eind 17de eeuw, over De Man In Het IJzeren Masker, de bastaardbroer dan wel tweelingbroer van Lodewijk XIV, die, om zijn eventuele aanspraken op de troon de pas af te snijden, uit voorzorg met een ijzeren masker voor zijn gezicht in de Bastille was opgesloten– tot, ik meen, de Vier Musketiers hem daaruit bevrijdden.
Dat is de contekst, zoals u die nu in het achterhoofd kunt houden bij het lezen van deze bespreking van de film Iron Man 2 van Jon Favreau, de man die twee jaar geleden ook verantwoordelijk was voor het onverwacht grote succes – zowel commercieel als kritisch – van deel één: hij en, moet ik daar onmiddellijk bijzeggen, Robert Downey Junior, die er buitengewoon goed in slaagt om op een bijna postmodern cool-ironische, wat zeg ik,: rock ’n roll-speelse manier alle verschillende kanten van het persoange Tony Stark/Iron Man over het voetlicht te brengen. Niet voor niets is diens lijflied in deel twee het geweldige ‘Highway To Hell’ van AC/DC. Maar eerst nog even over deel één. Daarin zagen we hoe playboy, uitvinder en wapenhandelaar Stark in Afghaanse gevangenschap – in de oorspronkelijk strip waren het Chinezen – met primitieve middelen eerst een soort kunsthart creëert om de dodelijk werking van een granaatscherf te neutraliseren en daarna een stalen alter ego, het protype van zijn latere robotpak, waarmee hij ontsnapt, om vervolgens te ontdekken dat wapens uit zijn eigen fabriek tegen burgers en Amerikaanse soldaten worden ingezet. Na veel vijven en zessen rekent hij af met een verrader in eigen gelederen en lenigt vervolgens zijn gewetensnood door zich als roestvrijstalen superheld in te zetten voor het goede.
Deel twee pakt de draad een half jaar later op tijdens een hearing van een senaatscommissie die bezwaar maakt tegen Starks positie als autonoom opererend eenmansleger, en ondertussen is een Russische boef, een geweldige rol van Mickey Rourke, bezig superkrachten te onwikkelen met behulp waarvan hij een oude familievete met Tony Stark wil uitvechten. De eerste confrontatie tussen hun twee – waarbij Rourke er uitziet als een getaoëerde gladiator gewapend met twee dodelijke bliksemzwepen – vindt plaats op het circuit van de Grand Prix in Monaco en levert al direct de meest spectaculaire actie-scène van de film op. Een beetje te vroeg, eigenlijk, zeker omdat het begin van de film nogal aarzelend was en licht verwarrend en het vervolg ook nogal veel kanten tegelijk opgaat. Want behalve met die senaatscommissie en met Mickey Rourke heeft Stark, die sinds deel 1 nog weer iets megalomaner en, mede door het gebruik van zijn robotpak, lichamelijk zieker is geworden – moraal: datgene wat je in leven houdt wordt ook je dood – behalve daarmee heeft Stark het ook nog eens te stellen met een concurrende wapenhandelaar, mooi slijmerig gespeeld door Sam Rockwell, die Rourke inpalmt om voor hèm te komen werken, met de neergang van zijn bedrijf dat nu gerund wordt door zijn vrouwelijk rechterhand, gespeeld door Gwynneth Palthrow, met de eigenwijze opstelling van zijn mannelijke sidekick, de utopische projecten van zijn overleden vader, en de dubbele agenda van een nieuwe assistente, gespeeld door Scarlett Johanssen, die in dienst blijkt te zijn van S.H.I.E.L.D., de overkoepelende superheldenorganisatie, die Stark vanwege diens mentale labiliteit eigenlijk ongeschikt vindt om in de gelederen op te nemen. Een verhaallijn, die laatste, die pas op driekwart van de film wordt geintroduceerd in de figuur van de leider van S.H.I.E.L.D., gespeeld door Samuel Jackson, en die eigenlijk meer voorkennis van de Marvel Comix mythologie verondersteld dan hier geboden wordt. De voornaamste functie hiervan zal wel gelegen zijn in een vooruitwijzing naar Iron Man 3 dan wel, voor de kenners, Avengers deel 1.
Kortom, misschien niet zo strak en gewiekst van vorm als deel één, en soms ook net iets te ver over de top, maar niettemin Great Fun, Iron Man 2, zowel qua special effects en ironische toon als ook qua spel, met als ster opnieuw de altijd onderkoeld hippe en villein-sexy Downey Junior, die zijn personage op dezelfde manier aantrekt zoals zijn personage zijn robotpak aantrekt. En als u behalve deze aanbeveling ook nog een intellectuele aansporing nodig heeft: wat Iron Man 2 en passant ook nog eens duidelijk maakt is dat superhelden als deze symbool staan voor de technologische krachten die de mensheid heeft ontwikkeld maar zelf niet meer goed kan beheersen, waardoor ze de status dreigen te krijgen van autonome halfgoden, met de mens als prothese van de machine in plaats van omgekeerd: een robot met een masker van vlees.