En wel naar Politist, Adjectif van de 34-jarige Roemeense filmer Corneliu Porumboiu, die daarmee vorig jaar in Cannes de prijs van de kritiek kreeg en, werd gezegd, misschien wel de Gouden Palm had gekregen als hij in het hoofdprogramma had gedraaid en niet alleen in het bijprogramma Un Certain Regard. Politist, Adjectif (Police, Adjective in het Engels, in het Nederlands Politie, adjectief) - een merkwaardige titel maar ook niet weer zo merkwaardig als je bedenkt dat het woordenboek een sleutelrol speelt bij de ontknoping van deze intrigerende en intelligente, in zekere zin filosofische misdaadfilm, die om een of andere onverklaarbare reden, waarschijnlijk uit pure verlegenheid, ook wel is aangeduid als ‘komedie’. Oké, het traditionele opbouwen van spanning is ingewisseld voor superieure ironie, het onderzoek waar het om draait is vooral het onderzoek naar een onderzoek, en de toon is kurkdroog, deadpan op z’n Engels gezegd, maar komisch zou ik het zeker niet willen noemen.
Corneliu Porumboiu debuteerde in 2007 met 12:08 East of Bucharest, zo genoemd naar het tijdstip waarop het communistische regime in Roemenië live op televisie in elkaar stortte. In die film ging het om de kneedbaarheid van de historische waarheid, en ook in Police, Adjectif is er een vorm van waarheid in het geding, maar dan een – hoewel er beslist een verband is met de historische variant – die meer taalfilosofisch van aard is. Wat maakt een uitspraak waar? De overeenkomst met de werkelijkheid of de overeenstemming met de definitie van de begrippen die er worden gebruikt? Aan welke van deze twee verschillende soorten overeenkomst ontleent een begrip zijn ware betekenis? Dat zijn de vragen die aan de orde zijn in de twee sleutelscènes van deze film, twee scènes die bijna puur uit dialoog bestaan, terwijl de rest van de film grotendeels opvallend stil verloopt.
Maar eerst het verhaal. Hoofdpersoon is Cristi, een jonge, gewetensvolle rechercheur die belast is met het onderzoek naar drie middelbare scholieren van wie bekend is dat ze bij tijd en wijle samen een jointje roken. We zien Cristi deze drie – een meisje en twee jongens, waarvan de ene jongen de tipgever is aan de politie en de ander er door Cristi’s superieuren ervan verdacht wordt ook in het spul te handelen – in lange takes eindeloos schaduwen: op straat, bij hun blow-plek, voor de deur van hun huis. En dat zo’n beetje in real time, waardoor het staan en wachten van Cristi en het volgend slenteren door de troosteloze straten, langs troosteloze gebouwen en woonblokken, in troosteloos licht, iets hypnotisch krijgt. Af en toe raapt hij een peuk op of verzamelt op het bureau of op andere wijze stukjes bewijs die hij vervolgens verwerkt in zijn dossier dat moet dienen om een zaak op te bouwen tegen met name een van de jongens. Een zaak waar hij zelf geen heil in ziet, want waarom zou je het leven van een scholier verruïneren door hem zeven jaar gevangenis (!) te laten krijgen voor een overtreding die, heeft Cristi zelf kunnen constateren, in andere ex-Oostbloklanden als bijvoorbeeld Tsjechië al een tijdje niet meer strafbaar is, en dat bovendien binnenkort in Roemenië, zeker wanneer dat land lid wordt van de Europese gemeenschap, ook niet meer zal zijn. Vanuit dit soort overwegingen – en ook al omdat hij de verklikker eigenlijk verdachter vindt dan het onderwerp van zijn onderzoek - is Cristi bezig de zaak te traineren, dit zeer tegen de zin van zijn superieuren die als vertegenwoordigers van de staat meer gefocust zijn op het oormerken van individuele daders dan op zoiets als een collectieve verantwoordelijkheid.
Door de manier waarop we de sympathieke tobber Cristi en zijn collega’s verstrikt zien zijn in een soort absurdistische routinehandelingen en ook door de lange takes, door de illusie van real time en het gebrek aan werkelijke communicatie tussen de personages krijgt Police, Adjective soms iets van de droge, existentiële theatraliteit van de vroege Jim Jarmush, of, sterker nog, vanwege de dialogen, de gesprekken die allemaal volgens een geheel eigen logica lijken te verlopen, zelfs iets van Kafka of Beckett of Pinter. Woorden zijn spaarzaam, maar krijgen in deze setting een enorme geladenheid.
In de eerste van de twee cruciale dialoog-scènes, waarnaar ik eerder al verwees, komt Cristi thuis om te eten, en treft daar tot zijn ongenoegen zijn vrouw achter de computer aan, waarop ze steeds maar weer op You Tube met de speakertjes op tien een clip bekijkt van een eurovisiesongfestival-achtige semi-folkloristische smartlap van een Roemeense zangeres. We horen die, terwijl Cristi in de keuken vreugdeloos zit te eten, wel drie of vier keer in zijn geheel voorbijkomen. Waarna het echtpaar verzeild raakt in een langdurige taalkundige analyse van de tekst van het lied, die zij metaforisch of symbolisch opvat (‘wat zou de zee zijn zonder de zon’ etc.) en die hij letterlijk opvat en dus als onzin afdoet. ‘Maar wie bepaalt dan de uiteindelijke betekenis van woorden?’ vraagt hij, waarop zijn vrouw, die van taal haar beroep heeft gemaakt, antwoordt: ‘De Roemeense academie, die bepaalt wat woorden betekenen.’ Een uitspraak die een dreigende echo krijgt in de slotscène van de film, waarin Cristi – op het matje geroepen, en nadat hij eerst wel tien echte minuten bij een driftig voorttikkende secretaresse heeft moeten zitten wachten – met zijn baas, die nog duidelijk uit het tijdperk van Ceaucescu stamt, debatteert over de betekenis van woorden als ‘geweten’, ‘moraal’, ‘wet’ en uiteindelijk ‘politie’.
‘Waar we hier mee bezig zijn,’ zegt de baas, ‘is dialectiek, het achterhalen van de waarheid.’ Aan de hand van de definities die er gegeven worden in het woordenboek dat de baas heeft laten aanrukken, wordt Cristi te verstaan gegeven dat zijn omschrijving van ‘geweten’ als zijnde‘iets wat mij ervan weerhoudt iets slechts te doen, iets waar ik spijt van krijg’ en zeker zijn idee van ‘de wet’ veel te vaag en persoonlijk en dus onbetrouwbaar zijn en vooral ook onverenigbaar met zijn beroep van politieman, want ‘politie’ gebruikt als bijvoeglijk naamwoord wil zeggen dat je gehouden bent aan de letter de wet. Cristi kan geen ten slotte kant meer op. En de blowende scholier straks ook niet meer.
Zeker, het is behoorlijk conceptueel allemaal, geen emotionele achtbaan of bombardement van de zintuigen, niet een echt geschikt dus voor een avondje uit, maar desalniettemin zal Politist, Adjectif mij in al zijn minimalisme nog behoorlijk lang heugen.