Cargo

Twee Papoea’s en twee nonnen in een prauw. Een wonderlijke contrast tussen twee werelden. De van top tot teen in werktuniek geklede nonnen en de, op een korte broek na, blote Papoeamannen. Het haar van de ene Papoea is versierd met jobstranen en veren van de witte kaketoe, de ander draagt een opengewerkt neusbotje en tilt trots een bijl in beeld. Het is onvervalst vertoon van een voorwerp dat met betekenis geladen is. Een fel begeerde stalen bijl, afkomstig uit een vreemde wereld.

De fotograaf, die zich ook in de boot bevindt, was minstens zo katholiek als de nonnen. Een wegbereider, een baanbreker, een begeleider, zo zag hij zichzelf vermoedelijk. Iemand die met de Papoea’s ‘Samen op weg’ was, al hadden de mannen in de prauw vermoedelijk nog geen flauw idee waarheen dan wel. Missionarissen en nonnen kwamen ‘het goede’ brengen.
Maar het goede betekende voor deze Papoea’s zeker niet in de eerste plaats het katholieke geloof, maar goederen. Kleding, huisraad, olielampen, stalen bijlen, stoelen, tafels en zeker ook fototoestellen en foto’s.
Ik betwijfel of deze Papoeamannen beseften wat nonnen waren. Ze moeten hebben gedacht dat deze fantastisch geklede vrouwen de vrouwen waren van de missionarissen. Het is geen gekke gedachte dat mannen die zich regelmatig in jurken hullen, vrouwen hebben die hetzelfde doen. Kleding die bestaat uit magnifieke lappen grijze en zilverwitte stof die hun stoffelijke waarde verre ontsteeg. Achter de staande non is, het valt me nu pas op, nog net een stukje van het hoofdhaar en gezicht van een derde Papoeaman te zien. De nonnen maken geen kwezelachtige indruk. De een zit op de boord van de prauw, de ander staat als een kordate meid met een hand in de zij, terwijl ze een van de krijgers met een vriendelijk vorsende gelaatsuitdrukking aankijkt: 'Begrijpen wij elkaar?' Twee flinke vrouwen met opgestroopte mouwen die in de Zuid-Nieuw Guinese blubber zijn beland en er zin in hebben.
Het is een treffend beeld, deze botsing van kledingstijlen en culturen, de tropische steentijd en de Nederlandse middeleeuwen, maar terwijl ik me daarop probeer te concentreren, merk ik dat mijn blik afdwaalt naar de achtergrond. Want er klopt iets niet. Het gemêleerde gezelschap bevindt zich in een van ten minste drie zeewaardige prauwen. Gevaarten van acht meter lengte of meer. Splinternieuwe boten met grasjes en roodokeren beschildering opgesierd, al zie je daar op deze zwart-witfoto weinig van. Verschijningen vol betekenis. Alleen, hoe zou je hier in godsnaam aan de woudreuzen moeten komen om deze prauwen te kappen? Het drassige landschap waar de boten liggen aangemeerd is kaal en vlak als een pannenkoek. Er is in de verste verte zelfs geen struik te bekennen. Om de reusachtige bomen te vinden die nodig zijn om zeewaardige prauwen te maken, moet je naar het regenwoud. Hier zul je ze tevergeefs zoeken.
Het rietmoeras doet denken aan landschap achter Ransdorp. Het gebied waar Nescio’s Titaantjes hun zwerftochten maakten. Het landschap ook waarop ikzelf, vogels kijkend, fietsend en zeilend, ooit ben ingeprent. Dat mijn blik steeds weer afdwaalt van het gezelschap in de prauw komt misschien ook daardoor. Een uiterst merkwaardig tableau vivant in een landschap dat daarmee niet te rijmen valt, maar dat me tegelijkertijd vertrouwd voorkomt. Dit kan Waterland natuurlijk niet zijn, al past het beeld nog zo goed bij de naam Holysloot.
Nee, het is onmiskenbaar voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, het tegenwoordige Papoea. Er was geen sprake van dat Papoea’s in de tijd dat deze foto werd gemaakt met prauwen en al naar Nederland zouden zijn gekomen om met twee nonnen en de fotograaf een boottochtje te gaan maken.
De foto werd in augustus 1952 genomen bij de Obaa-rivier in het Mappigebied, een rietmoeras, niet ver van de hoofdplaats Kepi waar een missiepost was gevestigd.
Mijn moeder was zwanger. Ik bewoog in haar buik, terwijl het gezelschap in de prauw aan de andere kant van de wereld heel even niet bewoog en de fotograaf, pater Boelaars, klikte. Papoea’s in tien jaar voorbereiden op zelfbestuur, dat was de opdracht van het gouvernement aan deze nonnen en missionarissen. Geheel afgezien van de vraag of deze educatie en katholieke moraaltransplantatie wel wenselijk was, moet het geen geringe opdracht zijn geweest. Daarvoor is een blik op deze foto voldoende. De Papoea’s maken de indruk nog half in het stenen tijdperk te staan.
Raadselachtig blijft waar de prauw en de Papoea’s vandaan komen. De hoge boord van de lege prauw naast de boot waarin zich het gezelschap bevindt, is ingesneden met motieven die kenmerkend zijn voor de Asmat, maar niet voor het Mappigebied. Behalve deze insnijdingen zijn ook de geschilderde dwarsbanden kenmerkend voor Asmat. En dat geldt ook voor de frisgroene grasjes waarmee de boorden versierd zijn en die mooi contrasteren met het lichtbruine hout en zijn roodokeren beschildering. Vast staat dat het om een gloednieuwe, voor een feestelijke gelegenheid versierde prauw gaat. Voor Papoea’s een aanblik vol van symbolische betekenis. Ik ben enkele malen in dit gebied geweest en hoor weer hoe de peddels van de staande roeiers na elke slag met een tik tegen de boorden slaan.
Het ritme waarmee de synchroon in het water verdwijnende peddels weer te voorschijn komen en met een droge tik tegen de boot zich opmaken voor de volgende slag. Zo dicteren de roeiers het ritme waarmee ze tijdens het varen hun roeilied zingen.
Dat het Asmatters zijn in Asmatprauwen, die zich ver van hun eigen met dicht regenwoud begroeide gebied bevinden, suggereert ook het sieraad aan de rechterbovenarm van de man die met de nonnen in gesprek is. Een armband die bestaat uit vijf aan elkaar gevlochten slagtanden van wilde varkens. Vijf tanden die symboliseren dat de drager vijf mensen uit vijandige dorpen heeft omgebracht: kinderen, vrouwen, of mannen. Voor Asmatters in die dagen een prestatie van formaat. Iets om trots op te zijn, bewijs van een wraakactie die met succes werd volbracht. Het is onwaarschijnlijk dat de twee pas gearriveerde nonnen dat hebben beseft. En als dat het geval was, lijkt het ze niet te deren. Ze maken de indruk volkomen in hun element te zijn. Aan de man met de levensgevaarlijke bijl nemen ze evenmin aanstoot, terwijl ook die ‘de boodschap van Christus’ vermoedelijk nog niet geheel tot zich heeft laten doordringen.
De manier waarop hij de stalen bijl met vers gekapte houten steel in beeld tilt is typerend. Belangrijke dieren, een hond of gekoesterd varkentje, maar ook voorwerpen als een gevlochten tas of bijl, worden zo geshowd.
De foto belichaamt, naar mijn idee, een moment van vervulling van gepassioneerde cargo cult. De niet alleen op Nieuw-Guinea, maar in heel Melanesië en Micronesië destijds alom verbreide en vurige hoop op de komst van westerse goederen was hier even werkelijkheid geworden. De staande non, zuster Jeanne, nog altijd alive and kicking, die me onlangs welwillend telefonisch te woord stond, herinnert zich nog goed dat deze Asmatters behoorden tot een groep die uit hun eigen gebied verdreven was. Ze leidden een zwervend bestaan en raakten zo verzeild in het Mappigebied dat in het Oosten aan de Asmat grenst.
De prauwen op de foto waren nog met een stenen bijl gehakt. Een zwaar en arbeidsintensief werk dat weken in beslag moet hebben genomen. De opgesmukte prauw waarin de foto werd genomen, is net met de mensen van de missie geruild voor de stalen bijl die voor de fotograaf omhoog wordt gehouden.
Een splinternieuwe bijl met een steel die nog nauwelijks is vastgehouden. Hier is het allemaal om begonnen, de cargo cultus, en het werkt!
Het hakken van prauwen, beelden en schilden zal voor deze mannen voortaan aanmerkelijk minder inspanning vergen. Toen zuster Jeanne de foto onlangs terugzag, herinnerde ze zich dat ze haar werktuniek van onderen had afgeknipt. Ze was dus niet van top tot teen gekleed en, al scheelde het niet veel, het ging wel degelijk in tegen de voorgeschreven kledingscode voor nonnen. De Asmatters zullen het niet hebben opgemerkt als iets vreemds en ikzelf zag het ook pas nadat ze me erop had gewezen. Een jurk met de volle lengte werd veel te snel vies door de stoffige, rode aarde, vooral in de bestuurspost Merauke.
Door al dat kijken naar die jurken schiet me ineens een andere foto te binnen. Daarop poseert een stel Asmatters halverwege de jaren vijftig voor een andere fotograaf, de arts Willem Visser. Een van hen, de grote oorlogsleider Bettekam, had gehoord dat er in Kepi een missiepost was geopend en ging eens kijken of er iets te halen viel. Hij heeft een ongebruikelijk kledingstuk aan: het werktuniek van een non. In die dagen werd in Kepi een non vermist.

Met dank aan Roy Villevoye, zuster Jeanne, Willem Visser en René van Stipriaan

Foto uit 1952 van pater J. Boelaars, collectie Museum Volkenkunde