Het appartement bevindt zich in een deel van de stad dat ze nauwelijks kennen. Theo en Anna, hoewel al langer samen, hebben besloten te gaan samenwonen. Het verlaten van het oude, het accepteren van het nieuwe; in de beperkte ruimte van hun woning moeten beiden ontdekken wat het nieuwe leven van hen eist. Daan en Thomas Heerma van Voss, broers, schrijven afwisselend en om de twee weken het volgende deel.
Illustratie door David Wasch
Ze hebben hun best gedaan, wat het allemaal nog veel erger maakt. Theo gaat er in op, in zichzelf, de wijn, de voorafjes. Onze bovenburen, die in iedere ontmoeting in het trappenhuis een uitnodiging zien voor een nieuwe, minder toevallige ontmoeting, een die afgesproken moet worden. Daarom zijn we nu hier, aan tafel, recht tegenover hun flatscreen-tv en hun kasten vol Amerikaanse sitcoms. Zij, Marjolein, heeft coquilles gemaakt, hij, Maarten, verzorgt de grapjes en de muziek. Simply Red.
Theo legt zijn rechterhand op mijn schoot. Hij kneedt wat in mijn knie. Er is rode wijn, maar steeds minder, het tempo ligt hoog. Maarten en Theo zijn elkaar aan het beconcurreren, elkaar aan het doorhebben en elkaar aan het bewonderen. Maarten beweert dat hij het gevoel heeft dat Theo en hij elkaar helemaal begrijpen. Vervolgens noemt hij zichzelf een Theoloog, waarna Theo het uitproest van het lachen en zijn hand van mijn been verdwijnt. Ik sta op en loop naar de keuken. Een nieuwe lading coquilles wordt op muntvormige toastjes gelegd. Marjolein vraagt of ik wil voorproeven. Ze oogt zenuwachtig.
‘Ben je nerveus?’
Ze reageert snel en angstig. ‘Kun je het zien?’
‘Nee, dat niet.’ Met een hoofdknik wijs ik naar de tafel. ‘Zij niet, bedoel ik. Een vrouw ziet zoiets.’
Ze strooit wat zeezout over het dienblad, en wat groene kruiden. ‘Ik hoop gewoon dat het leuk wordt vanavond.’
‘Het is toch prima?’
‘Ja, prima. Maar het moet perfect zijn. Maarten vindt dat zo’n avond perfect moet zijn.’
‘Vind je dat geen wat al te hoge eis?’
‘Nee.’ Ze loopt naar de tafel, zet het dienblad tussen de mannen in, en komt terug. ‘Nee, dat vind ik niet.’
De mannen, onze mannen, zijn gaan verzitten. Ze zitten nu zij aan zij. Maarten propt twee munten in zijn mond en steekt zijn duim omhoog naar Marjolein. Ze glimlacht vol. Ik vraag haar wat er gebeurt als het niet perfect is. Ik schenk ons nog een keer in, maar ze hoeft niet meer.
‘Dan laat hij dat weten.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
Ze schuift een lasagne de oven in, ik zie het zweet in haar nek. Ze komt weer omhoog, rood aangelopen. ‘Dan laat hij me zien hoe imperfect ik ben. En dat op imperfectie straffen staan.’ Ze ziet mijn reactie, legt haar hand op mijn schouder, en zeg dat ik niet op haar woorden moet letten. Ze zegt dat ze aangeschoten is. En dat ze niemand kent die zo rechtvaardig is als Theo.