Het appartement bevindt zich in een deel van de stad dat ze nauwelijks kennen. Theo en Anna, hoewel al langer samen, hebben besloten te gaan samenwonen. Het verlaten van het oude, het accepteren van het nieuwe, in de beperkte ruimte van hun woning moeten beiden ontdekken wat het nieuwe leven van hen eist. Daan Heerma van Voss en Thomas Heerma van Voss, broers, schrijven afwisselend en om de twee weken het volgende deel.
Illustratie door David Wasch
De verwarming werkt niet meer. Morgen komt er iemand langs om hem te repareren. Theo heeft het zelf geprobeerd, natuurlijk; de afgelopen dagen kon hij aan weinig anders denken dan de kou in hun appartement. Hij belde urenlang met de gemeente, hij controleerde de pijpleiding, hij verving een paar verrotte buizen - maar gister moest hij bekennen: het lukte hem niet. Voor de eerste keer in jaren was het nodig hulp in te schakelen bij een huishoudelijke klus.
Terwijl hij bezig was tussen de verwarmingspijpen, lag Anna meestal een paar meter naast hem, op de bank. Ze las in een modeblad of keek wat om zich heen. Ook vanavond ligt ze op de bank. Ze is in beslag genomen door een televisieprogramma, Nova, Eén Vandaag, Nieuwsuur, Theo weet niet hoe het heet.
'Heb jij het niet koud?' vraagt hij als hij naast haar komt staan. Hij is net klaar met de afwas. Zij heeft gekookt vanavond: pasta met tomatensaus.
'Ach.'
'Ach ja of ach nee?'
'Ach gewoon.'
Op dat moment begint er een reportage over een overstroming, ergens in Azië. Theo probeert naast Anna op de bank te gaan zitten. 'Zullen we iets anders kijken?' Met zijn hand zoekt hij naar de afstandsbediening. Hij vindt hem niet. 'Zullen we anders lekker naar bed gaan vanavond?' vraagt hij, hij praat zachter dan zoëven.
'Ik ben niet moe,' antwoordt ze, nog steeds in beslag genomen door het beeldscherm. 'Ik werd vanochtend pas om half 11 wakker.'
Om half 11 zat hij al ruim anderhalf uur op de praktijk. Met moeite bemachtigt Theo een plekje aan Anna's voeteneind. Ze draagt roze lippenstift, valt hem ineens op. Net zoals in het begin van hun relatie vaak deed als ze naar restaurants of bioscopen gingen. Maar anders dan toen wordt hij er niet door aangetrokken.
'Heb je echt niet koud?' Hij neemt de deken in zijn hand die altijd op de bank ligt. Een witte lap die hij sinds zijn uitzet al met zich meedraagt. Hij legt hem over zijn middel, en vervolgens ook over Anna's benen, zelfs over een deel van haar buik.
Een tijdje staart ze alleen naar het televisiescherm, waar een paar kinderen nu aan het woord komen om uit te leggen wat ze allemaal kwijt zijn door de overstroming. 'Ach nee,' zegt ze dan, terwijl ze de deken langzaam van zich afslaat. 'Ik heb het eigenlijk helemaal niet koud. Ik ga denk ik nog even werken.'
En Theo kijkt over het televisietoestel naar haar, naar zijn Anna, en het valt hem in dat zij de actrice is, niet de vrouw die het beeldscherm vult, maar zij, zij die zijn dagen vult, en zijn gedachten; de vrouw met de roze lippenstift. Hij knijpt in de afstandbediening, ze ziet het niet. Dan denkt Theo: als zij de actrice is, wat ben ik dan?