Gezien: "Schwab, Werner Schwab" door Compagnie Barbarie
In de rubriek "Aangesproken & Teruggeschreven" worden voorstellingen en performances besproken die vooralsnog onderbelicht waren.
Zeven jonge vrouwen stellen een toneelschrijver voor in Schwab, Werner Schwab.
Vlaamse actrices in travestie. Ze hebben aanvankelijk pruiken op, dragen een trainingspak of leren jack en bewegen zich onbehouwen. Als in mime doen ze mannen na die stoere mannen spelen, van bevroren oermens tot trappelende brulaap, en ze drinken er zelf gebrouwen pintjes bij, alsof hun lever er niet van afhangt. Hun lever is zinloos.*
De in Oostenrijk geboren en gestorven Werner Schwab (1958 – 1994) was een karakter. Anderen hoeven geen karikatuur van hem te maken, daar zorgde ie zelf wel voor, met respect. Overal en altijd stront, zeik, bloed, geweld, seks, tragiek, macht en oerdommigheid – wat een ellende. Een karikatuur maken de dames van Compagnie Barbarie er dus niet van, maar ze spelen Schwab wel op een even gevoelige als droge manier tegen zich zelf uit. Ze bezielen klierend, woordloos, (uit)beeldend, (voor)lezend en declamerend, dansend en zingend. Ook The Sound of Music komt voorbij, in geperverteerde vorm, vanzelf.
Vaak als je odes ziet gebracht aan mensen, die er zelf niet meer bij konden zijn, denk je: maar goed dat ze er niet bij zijn. Schwab echter zou zich in zijn vette leren jack op de achterste rij misschien wel hebben verkneukeld over zoveel aangedikte ellende in een licht jasje. De drek van zijn depressie en de bijbehorende, aanstellerige walging worden met een brille van zinnen, bewegingen en benaderingen tot iets gevormd waar de meesterlijke stilist en zinnenbouwer zelf iets in had gezien. Hij zou er geen punt aan kunnen zuigen, maar ook zijn hand er niet voor omdraaien een nieuw stuk voor hen te schrijven.
Enfin, het is geen ode. Het is meer dat de zeven als studentes op de toneelschool zoveel van hem gespeeld hadden, want Schwab was ooit een hype. Los van hype en controverse en meer nog dan door de zwartgallige thematiek, werden ze gegrepen door de taal. Het is dan ook eerder de taal, zijn taal, dan de vent die zij tot leven wekken.
Onder andere met een alfabet van zijn ‘uitdrukkingen’.
Acteren = zeer treffend en geheel met een zweem van schoonheid iets in de ruimte naar binnen steken.
Aperitieven = een lollige afleiding naar binnen drinken.
Aureool = krankzinnige lichtinstallatie.
Beledigen = de eerlijke huid met stront bespuwen.
Censuur = een stootvaste stuwdam die een woordenstroom terugstuurt.
Gemeen zijn = een vriendelijkheid in reserve houden.
(…)
Zelfmoord = om een eigenvernietiging bedelen.
Schwab had de dwangmatige gewoonte om het gestandaardiseerde te herdefiniëren op basis van hardnekkige persoonlijke indrukken die hij opdeed. Wat de liefde is, wat een leraar is (iemand die zijn lichamelijkheid naar het hoofd heeft gelezen), wat een kind is, wat wat dan ook is, dat bepaalde hij zelf, op basis van de eigen empirie. Hij kreeg voorwendsels mee, van de moeder, de katholieke kerk, de media en andere instituties en toetste die denkbeelden tussen het beleven en lijden door aan zelf geboetseerde maatstaven en kwam aanzetten met nieuwe. Zo bouwde hij zijn oeuvre op, en dronk daar onverzettelijk ontzettend veel bij, viel om, stond weer op, viel uit, kroop door, schreef verder en bleef retorisch sarrend doorvragen: “Drinkt u wel eens om tot inzichten te komen, of bent u wel eens via drank tot inzichten gekomen?”
Als deze vraag eenmaal is uitgesproken door de actrice die Schwab het meest personifieert, reageert het publiek met een comfortabele lach. Deze quasi-collectieve drol suggereert een betekenisvol antwoord, op een te luid opgevatte vraag die stil bedoeld was als bekentenis. Als we lachen lijken we te willen zeggen: we hebben iets door, er klopt iets niet, ha! Je lijkt te willen weten, dat het antwoord nee is en lacht daarom maar meteen.
Het is de vileine vraag en lach van Schwab die je achtervolgt: Welke lessen zouden anderen trekken uit uw eigen leven?
*Volksvernietiging of mijn lever is zinloos was een van Schwabs eerste vier grote stukken, het tweede van de zogeheten faecaliëndrama’s, en kwam uit in 1991, drie jaar voor zijn vroege dood, en werd in 1993 in Nederland gespeeld door De Trust o.l.v. Theu Boermans.
Nog te zien tot eind januari in Vlaanderen, zie Uit in Vlaanderen