Het bestiarium is bij de K van kwal. Door René Hasert.
‘Heb jij enig idee waarom ze ons als scheldwoord gebruiken?’
‘Ja, op zich. Velen van ons zijn venijnig, sommigen zelfs dodelijk.’
‘Ze moeten ook gewoon op ’t droge blijven, waar ze thuis horen.’
‘Nou, nou, niet zo vijandig. De oostenwind brengt ons bij hen. We moeten elkaar wat gunnen.’
‘Wat, gunnen? Ze zitten overal. En nog het meest waar wij onze eieren leggen.’
‘Ja, maar juist omdat ze overal zitten, floreren wij als nooit tevoren. Tonijn zie ik bijna nergens meer. Er worden veel van onze vijanden door ze opgegeten, moet je bedenken.'
‘Ik kan helemaal niet denken.’
‘Hoe communiceren we dan?’
‘Geen idee.’
‘Wat maakt het uit! We zijn ons aan het revancheren, ouwe jongen. De wereld wordt van ons, het dier zonder ruggengraat, de hersenloze!’
‘Je hebt gelijk, we zullen zegevieren. Scheldwoord of niet, wie het laatst lacht… Lachen wij?’
Breed glimlachend: ‘Natuurlijk lachen wij.’