Miljoenen jaren geleden stroomde de rivier de Eridanos van Lapland via de Baltische Zee naar de Noordzee. Het was een rivier zo groot als de Amazone. Bij haar monding zette ze grote hoeveelheden spierwit zand af. Dit witte zand vormt de basis van ons land. Schrijver-filosoof Bram Esser en ontwerper Francois Lombarts doen verslag van hun expeditie op weg naar de bron van Nederland. Vandaag deel 2: De landmeter.
De landmeter is een kleine man met delicate gele vingers. Hij is bloedserieus en zonder een grammetje vet. Ik ben jaloers op zijn lange krullende haren. Het heeft iets aristocratisch. Mijn haar krult ook, maar het pluist nogal en staat recht op mijn hoofd. Ik sta vaak krom en onder mijn ingevallen borstkas bevindt zich
een hardnekkig buikje dat ik als een geheime geldbuidel angstvallig onder mijn kleding verborgen houd.
François staat altijd rechtop. In zekere zin is die houding ook kenmerkend voor zijn werk. Hij houdt niet van compromissen, hij doet altijd precies om het uur zijn landmetingen en sjoemelt nooit. Hij draagt een groene oliejas met een speciaal vakje voorop waarin hij de spullen bewaard die nodig zijn voor zijn metingen; een opschrijfboekje met geel ruitjespapier, een kompas en een potlood. Zorgvuldig noteert hij daarin zijn observaties.
Als ik per ongeluk tegen mensen zeg dat we over het strand naar Hoek van Holland lopen, corrigeert hij me onmiddellijk: ‘Nee, we lopen naar Lapland en we volgen de bedding van de Eridanos.’ ‘Ja, natuurlijk, we lopen naar Lapland,’ mompel ik dan. Mijn stem is een zwakke echo van de waarheid. Alles begint met het geloof in een doel en doorzettingsvermogen, dat weet ik ook wel. Alleen slaat mij soms de schrik mij om het hart als ik denk aan de afstand. ‘Ik ben nog jaren aan het lopen,’ schiet het dikwijls door mij heen. François is minder bang voor de dood dan ik. De tijd die als zand door je vingers glijdt, voelt hij niet zo. De tijd is voor hem niets meer dan een schier oneindige hoeveelheid meetmomenten. Over die meetmomenten heeft hij controle.
Ik maak me niet alleen zorgen om die wandeling, maar ook om de landmeter. Zijn vastberadenheid grenst aan de waanzin, evenals zijn geloof in de rivier die helemaal niet bestaat. Natuurlijk geloof ik ook in de rivier, maar mijn geloof kent goede en slechte dagen. Vandaag is een slechte dag. De rivier is een symbolische lens om opnieuw de omgeving gade te slaan. De lens is wat beslagen.
‘Wie de rivier serieus neemt loopt tot het bittere einde,’ zegt de landmeter als ik mijn twijfels uit. ‘Wat nou als het heel erg koud wordt, gaan we dan nog verder?’ De landmeter werpt me vanachter zijn zwart omrande brillenglazen een misprijzende blik toe. Sinds we de lunchroom in Scheveningen achter ons hebben gelaten, heeft hij een bepaalde hardheid en vastberadenheid over zich gekregen. Alsof hij een besluit heeft genomen. Weer en wind zijn voor hem geen enkel excuus meer.
Ik maak me zorgen. Niet alleen over de tocht, maar ook over de landmeter. Ik maak me zorgen over de landmeter zoals Sancho Panz zich zorgen maakt over Don Quichotte. Net als Sancho Panz, ga ik toch maar mee. Mee in de waanzin van de landmeter.
In de ochtend is het duinlandschap gehuld in pasteltinten. De zon verdampt de regen van de afgelopen nacht. Hoewel ik geloof in de gezonde werking van de natuur, heeft het slapen in een dynamische stuifkuil geen merkbaar positief effect gehad. De landmeter voelt zijn rug. We kijken vanuit ons kamp over de laaghangende nevel naar de zon. Hierdoor krijgt het landschap een maagdelijke ongereptheid die er in werkelijkheid niet is. Een droombeeld, maar ook droombeelden hebben bestaansrecht.
We dalen in gezelschap van een kleine lawine het duin af naar het verlaten strand beneden. De bepakkingen hangen als zware, vochtige mummies op onze ruggen. Toch worden we deze ochtend getroost door het licht en de frisheid van de zee. ‘Zo is het ooit bedoeld, ’ denk ik bij mezelf als het fluwelen water heel voorzichtig knappende schuimbelletjes achterlaat op het ochtendstrand.
De zandkastelen van Homo Ludens zijn nog vaag zichtbaar als de sporen van een weggetrokken beschaving. Onze expeditie begint ook iedere dag opnieuw. Het is in feite een eindeloze herhaling van hetzelfde ritueel. Iedere dag een nieuw begin op een strand dat hetzelfde is en toch weer anders. Misschien is dat wel het mantra waar ik mee kan leven. Denk niet aan die krappe vierduizend kilometer die je nog moet gaan, maar denk aan een eb en vloed, aan het ritme van de tijd en de voortdurende nieuwe ervaring die altijd hetzelfde is en altijd weer anders.
Het alarm gaat af. De dwingende ritmiek van de landmeter roept de expeditie een halt toe. François imiteert een machine die om het uur aanslaat en in werking treed. Hij meet de breedte van de onzichtbare rivierbedding.
‘Waarom heb je een stukje terug geen landmeting gedaan?’ Vraag ik hem. We waren een intrigerend maanlandschap gepasseerd met vreemde ribbels en kleine plasjes water. Dat leek me voor iemand die specifieke kenmerken van het landschap in kaart wil brengen, een logische plek om halt te houden.
‘Ik wil een eerlijk beeld weergeven, niet iets doen vanuit persoonlijke interesse,’ antwoordt de landmeter. ‘Dat zou willekeur zijn. Het gaat niet om individuele plekken, maar om punten op een kaart die samen betekenis vormen.’
De logica van de landmeter is onweerlegbaar.
In de avonden pakt hij mijn schoenen af en giet het zand dat hij aantreft in plastic zakjes. Ik stel daar geen vragen over. Soms is het beter om iets niet te weten.
Deze tekst kwam tot stand door Nida Art Colony en Satellietgroep.
Ga voor informatie over de auteurs naar francoislombarts.com en bramesser.com.