Cache #35: Snipperlezer of uitlezer?

Terwijl wij onze e-boeken lezen, leest het e-boek ons ook terug. En wat het e-boek zo over ons te weten komt blijkt onthullend: we lezen slechts iets meer dan de helft van alle literaire boeken uit. Gaan wij moderne lezers steeds meer lijken op ‘snipperlezer’ Borges?

“Ik ben de eerste Latijns-Amerikaanse avonturier die het verwarrende en wilde landschap van Joyce’s boek bereikt heeft,” zo schrijft een trotse Jorge Luis Borges in 1925 in een essay over Ulysses. Misschien was hij inderdaad wel de eerste Latijns-Amerikaanse lezer - op dat moment is het boek al drie jaar uit, maar nog niet vertaald. De eerste kleine oplages verspreiden zich in die jaren langzaam over de wereld, ondanks het feit dat het omstreden boek verboden is in Engeland en de VS.

Borges rapporteert vol lof over zijn bevindingen: Ulysses is een boek dat “barst van een totale werkelijkheid” en Joyce is een “een miljonair van woord en vorm.” Toch vond Borges het niet nodig om dit literaire landschap volledig te verkennen: “Ik geef toe dat ik niet door alle 700 pagina’s mijn weg gebaand heb, ik geef toe slechts stukjes en beetjes te hebben onderzocht, en toch weet ik wat het is, met de onvervaarde en rechtmatige zekerheid waarmee we zeggen een stad te kennen, zonder ooit beloond te zijn met de intieme kennis van al zijn vele straten.”

Toen ik deze woorden een paar jaar geleden las was ik erg verbaasd - zelfs licht gechoqueerd. Was Borges echt zo’n lichtzinnige lezer dat hij zich niet verplicht voelde om een boek uit te lezen alvorens het te bespreken? Waarschijnlijk wel, zo toonde enig gegrasduin door een biografie aan. Borges las veel – hij bracht zijn dagen in het tweede decennium van de vorige eeuw voornamelijk lezend door, in bed – maar hij las niet uit. In plaats daarvan trainde hij zich bewust in het lezen van retazos, snippers. “Romans vond hij saai,” zo schrijft biograaf Wilson, “volgepakt met irrelevante details en informatie.”

Zelf ben ik een erg brave lezer - waarschijnlijk de reden dat Borges’ woorden mij destijds zo schokten. Op school werd ons vermaand boeken uit te lezen, en daaraan had ik altijd kritiekloos gehoorzaamd. Pas recentelijk – een decennium na de middelbare school – besefte ik mij dat een vraag die op ieder boekverslag prijkte, “heeft het boek een open of gesloten einde?”, waarschijnlijk vooral bedoeld was om te controleren of de leerling het einde van het boek wel bereikt had, en niet om de leerling tot interessante bespiegelingen te verleiden. Na de middelbare school heb ik me nooit meer om deze vraag bekommerd, maar het onderliggende idee dat een goede lezer per definitie een uitlezer is, is gebleven.

Ik moest laatst weer aan Borges denken toen ik een onderzoek las van Kobo, na Kindle de grootste eboekenuitgever. Daaruit blijkt dat de Nederlandse e-boeklezer slechts 58% van literaire werken uitleest. Zelfs van romance en mystery boeken, bijna per definitie bedoeld als pageturners, blijft grofweg een derde onuitgelezen. (Een vreemd idee, dat bij mij de vraag opwerpt of men wel een whodunnit leest als men niet leest whodunnit.)

Of lezers van papieren boeken hetzelfde leesgedrag vertonen is onduidelijk - alleen het eboek kan immers zijn lezer teruglezen. Maar het is aannemelijk dat de opkomst van het eboek (en daarmee het boek van de toekomst) snipperlezen in de hand werkt: E-boeken zijn goedkoper en makkelijker impulsief te kopen. Via abonnementdiensten kun je zelfs onbeperkt boeken lenen, zonder langs de bibliotheek te hoeven. Des te toegankelijker dat boeken worden, des te spaarzamer springen we waarschijnlijk om met onze aandacht.

Borges voorzag dit soort ideeën al zo’n honderd jaar terug; in verhalen als De Bibliotheek van Babel schetste hij een stortvloed van boeken die nu voor elke lezer invoelbaar is. Het boek is niet langer heilig. Vanuit dat opzicht bezien lijkt het inderdaad niet meer dan verstandig om minder uit te lezen.

Toch komt het mij ook onzinnig voor om een goed boek – Borges lijkt Ulysses immers zeer te bewonderen – niet uit te lezen. In zijn beschrijving van Ulysses als een “totale werkelijkheid” klinkt ook iets van huivering door. Dezelfde huivering die de verteller in Borges’ Het boek van zand voelt, bij de ontdekking van een oneindig boek, zonder begin of einde. De verteller in dat verhaal raakt daardoor zo beangstigd dat hij het boek in een bibliotheek verstopt. Is het misschien diezelfde angst die Borges ertoe bracht Ulysses niet uit te lezen?

Een bekend citaat van Borges luidt: “Iedereen stelt zich het paradijs anders voor; ik heb het me sinds mijn kindertijd voorgesteld als een bibliotheek.” Minder bekend is de kwalificatie die daarop volgt: “Geen oneindige bibliotheek, want al het oneindige is ietwat ongemakkelijk en verwarrend, maar een bibliotheek met menselijke maat.” In Borges’ droombibliotheek is wellicht geen plaats voor een boek als Ulysses, vol van een ‘totale werkelijkheid’ waarin de lezer eindeloos rond kan dolen.

Borges noemt zichzelf in zijn essay over Ulysses een avonturier, maar wat volgt is niet meer dan wat bescheiden aantekeningen bij een stedentripje. Juist de “intieme kennis” van alle straten die hij onnodig acht is wat veel lezers nastreven - niet voor niks willen lezers zich juist graag verliezen in een boek. Dat gevoel lijkt me voor de snipperlezer moeilijk te bemachtigen.

Toch blijft in deze dagen waarin ons leesgedrag nauwkeurig gemeten en gekwantificeerd wordt een simpele rekensom overeind: één hoofdstuk Joyce lezen is beter dan geen hoofdstuk Joyce, net zoals één weekendje Rome beter is dan geen Italiaanse reis. En om eerlijk te zijn – het feit dat ik succesvol geïndoctrineerd ben met het idee dat een goede lezer een uitlezer is heeft er ook toe geleid dat ik nog geen pagina Ulysses gelezen heb.