Stijn Verhoeff ziet Son of Saul (2015) en Nuit et brouillard (1955) en trekt zijn conclusies.
Setfoto: Son of Saul (2015)
De Tweede Wereldoorlog lijkt soms net zo ver weg als de oudheid. Himmler, Molotov, Goebbels, het zijn gewichtige namen uit een vervlogen verleden. Figuranten in een stomme film. Niet iedereen zal het met mij eens zijn. En niet geheel onterecht natuurlijk. Maar laten we eerlijk wezen: opa heeft het niet meer over de moffen (hij ligt immers onder de grond) en de huidige airbnb-generatie heeft Berlijn op nummer 1 gezet. Nachtclub Berghain, rommelmarkt Mauerpark, wie kent ze niet? Auschwitz, ook zo iets. Wat valt daar nog aan toe te voegen? De Poolse stad is de geschiedenisboeken in gegaan en zal er nooit meer uit komen. Een verplichte bestemming voor schoolreisjes waar je condooms tussen de barakken vindt en selfies bij de poort maakt. Disneyfication is ons postmodernen niet vreemd.
Genoeg reden dus om de nieuwste Auschwitz film Son of Saul te zien, zou je zeggen. Laat ik eerst een klein beetje terug in de tijd gaan en beginnen bij waar dit stuk begon: de ochtend van vrijdag de 13de jongstleden. Tijdens een kopje koffie lees ik in een van onze kranten dat Claude Lanzmann, de autoriteit op het gebied van Tweede Wereldoorlogsfilms, Lázsló Nemes, de maker van Son of Saul, zijn zoon heeft genoemd. Het is een betekenisvolle opmerking. Niet alleen omdat hoofdpersoon Saul zich de hele film lang inzet voor een waardige begrafenis van zijn zoon, waarbij in het midden blijft of de dode jongen werkelijk zijn zoon is, maar ook omdat Lanzmann er bekend om staat tegen de verbeelding van de holocaust te zijn. Stevige kritiek kreeg Steven Spielberg met zijn Schindler’s List (overigens niet alleen van Lanzmann) en ook Polanski ontving met zijn The Pianist de volle laag. De holocaust leent zich niet voor gedramatiseerde verhalen. Punt. Dat Son of Saul wel het keurmerk Lanzmann passeerde heeft alles te maken met hoe het kwaad in beeld wordt gebracht. Namelijk niet. De holocaust valt niet te verbeelden, zegt Lanzmann al enige decennia. Zelf heeft hij de gruwelijkste gebeurtenis uit onze geschiedenis vereeuwigd door honderden interviews met ooggetuigen te voeren. Duitsers, Polen, Joden, SS-ers, iedereen sleepte hij voor zijn camera en dwong hij tot spreken. Dit levenswerk, zoals we het vandaag de dag niet meer zien, heeft geresulteerd in de negen en een half uur durende Shoah, dé film over de Tweede Wereldoorlog. Wat betekent het nu als Lanzmann Nemes zijn zoon noemt? We hadden toch net van hem aangenomen dat het maken van speelfilms over de holocaust onmogelijk is?
Het decor is Auschwitz en de hoofdpersoon is Saul. Twee dagen lang volgen we hem. Hij behoort tot de Einsatzkommando, een groep mannen die onder leiding van een Kapo (die weer onder leiding van SS-officieren staat) de vernietiging van binnenkomende Joden begeleid. Zelf weten deze gevangenen dat ook hun tijd eindig is, Einsatzkommando’s worden om de zoveel tijd vergast en vervangen door een nieuwe groep. Een uitweg is er niet. Klamme muren, bezweten hoofden bij verbrandingsovens. “Schneller! Schneller!”, klinkt het van alle kanten. Kleren worden van lijven getrokken, naakte lichamen verdwijnen achter stalen deuren. Geen moment is er rust in deze duisternis. “Schneller! Schneller!”. We horen een schot, een seconde later volgt een doffe klap. “Schneller! Schneller!”, het volume gaat omhoog. De dood ligt op de loer. Permanent. Alsof het de lucht is die men inademt.
Dit alles lezen we van het hoofd van Saul af, we zitten bovenop hem. Hij is scherp in beeld, de stoppels van zijn baard zijn per stuk te tellen. Wat er om hem heen gebeurd blijft onscherp en moeten we grotendeels zelf invullen. De menselijke verbeeldingskracht is groot, heeft Lázsló Nemes van Claude Lanzmann geleerd. En dit is precies waarom Lanzmann Nemes in zijn armen heeft omsloten. De holocaust valt niet in beeld te brengen. Het is een hellevaart die doorgaat en doorgaat, totdat er niks meer over is. Niet te reproduceren.
Buiten de bioscoopzaal lijkt het gewone leven rustig door te gaan. Stelletjes zitten ieder voor zich in hun telefoon gedoken, voor de bar staat een rij. Het is vrijdagavond en we zijn in de grote stad. Ik denk nog even na over de film, echter niet voor lang, want terwijl ik anderhalf uur Auschwitz een plek probeer te geven wordt er 500 kilometer zuidelijker opnieuw geschiedenis geschreven. Ditmaal niet met Zyklon B, maar met Kalasjnikovs en bomgordels. Wat volgt hoef ik niet te beschrijven, de massahysterie en de mediaverslaving sinds de aanslagen van Parijs is ons ieder bekend. Minister-presidenten nemen het woord oorlog in de mond en gematigde politici hebben het over uitroeien. Zelfs Duitsland, het meest pacifistische land van de afgelopen 70 jaar, wordt gevraagd zich in de Syrië-kwestie toch echt wat actiever (lees: agressiever) op te stellen.
Son of Saul verdwijnt snel op de achtergrond, de verbeelding is niet opgewassen tegen deze werkelijkheid. Hoe geraffineerd de film ook is gemaakt, hij verbleekt bij wat we ‘echt’ noemen. Gek genoeg wordt dit me pas duidelijk als ik een week later bij toeval nogmaals een Auschwitz film zie. Het is de inmiddels zestig jaar oude Nuit et brouillard (Nacht en mist). Deze korte film van Alain Resnais is in alles tegenovergesteld aan Son of Saul. Het is namelijk heel simpel: sommige dingen moet je gewoon zien. Je kunt er omheen draaien wat je wilt. Je kunt het over de kracht van verbeelding hebben of over de onmogelijkheid het kwaad in beeld te brengen, maar het zijn doekjes tegen het bloeden. Nuit et brouillard komt binnen als een mokerslag. De film gaat niet meer van je netvlies af. Dat klinkt misschien pathetisch, echter is pathetisch niet het woord dat met deze film geassocieerd kan worden. Uitgemergelde lijven, opgestapelde lijken. Auschwitz vond niet alleen plaats en werd niet alleen bevrijd, het moest ook opgeruimd worden. Nuit et brouillard brengt het met historisch beeldmateriaal in beeld. In zwart-wit of in kleur, het maakt niet uit. Graafmachines met grijparmen dumpen wat nog net lichamen zijn in gaten diep. Vel over been is een uitdrukking die de werkelijkheid tekort doet. Vlees van ellende. Gapende gezwellen als … . Als wat? Woorden stagneren. Een cliché van heb ik jou daar. Maar het doet er niet toe. Bij zulke beelden valt alles stil, zijn woorden overbodig.
De huidige tijd is niet met het verleden te vergelijken. Gelukkig maar, feit is wel dat we de werkelijkheid onder ogen moeten komen en moeten blijven komen. Eén beeld van een verdronken kind op een strand veranderde onze kijk op de vluchtelingencrisis, het lijkt alweer een eeuw geleden. Waarom vergeten we zo snel? Omdat het anders teveel pijn doet? Waarom zien we zo weinig van het kapot geschoten Syrië? Omdat journalisten de kop af worden gerukt? Waarom verliezen politici zich in grootspraak en machtsvertoon? Omdat ze daadkracht uit moeten stralen? Is het niet medemenselijkheid dat op de agenda zou moeten staan?
Moge Nuit et brouillard een dochter krijgen.