Kun je verdwijnen? Blijven ademen en bewegen en eten, janken en liefhebben - maar verdwenen zijn?
Wil je dat?
Niet alleen voor mij verdwijnen, maar voor iedereen die je zelf niet uitkoos. De leerkrachten die jou niet begrepen, de klasgenoten die je bespotten, je ouders die het niet op de goede manier probeerden.
Ja, dat wil je.
Je wilt zo klein worden dat niemand je meer ziet, en je wilt het langzaam doen zodat geen mens het doorheeft dat je er ineens niet meer bent. Jij en al je misstappen en herinneringen krullen zich op en je vouwt je uit aan de andere kant van de koude zee. Daar maak je nietszeggende vrienden. Je verandert je naam, je verhaal. Je doet werk bij een archiefkast, denkt vaak: ik ben meer dan dit. ‘Meer!’ wil je net als vroeger roepen, ‘ik ben meer dan jullie!’
Maar je bent een radertje. Je doet geen goede of mooie dingen, omdat je iemand bent die niet goed en ongenoemd tegelijk kan zijn.
Als het stil is in je leven stuur je me brieven die ik ongeopend wegtief. Dat weet je, want zelfs op de enveloppen schrijf je sorry.
Mijn oude buurvrouw heeft geen mobiel en heeft weliswaar een bankrekening voor de vaste lasten maar verder betaalt ze alles uit een sok die al sinds mensenheugenis meegaat; die één keer de deur uit is geweest, om van munteenheid te wisselen. Voor die centen werkt ze zwart als kapster, in haar vrije tijd helpt ze door de hele stad – in kraakpanden, achterkamers en zelfs tentjes in het park – gevluchte mensen die van ons land geen kans krijgen. Toen ik ziek was en zij me hoorde braken boven haar badkamer stond ze voor mijn deur met cola en een emmer.
Ik denk weleens aan hoeveel mensen haar naam niet weten, want die noemt ze niet. Ik denk aan het lachen dat ik in de weekenden hoor, de mensen die haar koesteren en oma noemen. Stuurt zij ook sorry’s de wereld over? Is ze een fraudeur, op z’n minst? Ik denk aan hoe ze ooit zal sterven en hoe vurig ze herdacht zal worden. Omdat ik daaraan denk is het duidelijk dat ik nooit zo stil zou kunnen zijn. Er zijn duizenden - als je de hele wereld meetelt miljarden - buurvrouwen waar niemand op let behalve hun zelfgekozen naasten. En die buurvrouwen vinden dat goed; ze peinzen er niet over op een zeepkist te gaan staan of met eer te gaan strijken.
Jij wordt kwaad op die mensen, niet? Jij wilt niet wachten tot je dood bent.
Ik zie je overal. Ik zie je als je met je leger online aardmannen scheldt op mensen die jou niet begrijpen, als je onder een doorzichtige schuilnaam anderen haat en vrouwen bespuugt. Jouw naam is legio, je bent met velen, maar je neemt veel minder plaats in dan je zou willen en vreest dat die kleine, krappe ruimte, gevuld wordt door mensen die jou niet bezingen, of die je niet verstaat.
Je hebt iedereen om je heen opnieuw gekozen maar je moet ze niet, ook zij zien niet hoe groots je bent en je vraagt je af hoe vaak in een leven een mens pixelklein kan worden, om ergens anders weer uit te groeien tot iets met armen, benen, dat verdomde geslacht en een hoofd, je zult kalm zijn, neem je je voor, en lief en stil en mysterieus.
En dan begin je te gillen, met zijn allen, omdat je hoopt dat het mooi is of anders je einde wordt.
Ik spaar mijn rouw op voor de buurvrouwen. Zal ze luidkeels, omdat ik niet klein en goed kan zijn, bezingen.