Navis’s ogen zijn als kleine pikzwarte kraaltjes. Hij heeft een klein buikje, zijn gezicht is bedekt door een baard, en altijd een sigaret in zijn mond, behalve nu hij moet optreden. Vanavond speelt hij ambient en dronemuziek in een kleine theaterzaal in Teheran. Hij staat geconcentreerd boven de knoppen. Zijn muziek slaat als golf over mij heen; met een ruk trekt ze me naar de bodem van de oceaan, en ik word verder in mijn stoel geduwd. Mensen om mij heen worden met dezelfde golf meegetrokken. Hun ogen gesloten, hun handen in de schoot samengeknepen tot vuisten. De visuals geprojecteerd achter Navid omsluieren hem. Solide vormen veranderen in water, lopen vast, veranderen in cijfers; ze glijden naar beelden van een vulkaan die uitbarst. Een stroom lava beweegt zich als een slang naar beneden. De muziek valt bijna helemaal stil, alles wordt zwart en na een tijdje begint er een lichtje te knipperen, als van een satelliet die telkens verder de ruimte in verdwijnt.
Met een oorverdovende knal komt er een muur van lawaai op me af. Het ramt door mijn hele bewustzijn, mijn oren suizen, alsof ik voel dat ik met alle elementaire delen bots in de kosmos, het verleden, het heden en de toekomst allemaal in een keer beleef. Een nieuwe golf trekt me weer naar beneden, en van de bodem van de oceaan zie ik door het water de echte wereld, heel ver weg, de stemmen gedempt, de wereld verwrongen.. Maar hier beneden, veilig en ver weg van alles, kijk ik toe hoe de wereld door blijft draaien.
Nog in een een roes rijden we naar een huis ver weg in de bergen. De meisjes trekken hun hoofddoek af, en van onder hun lange jassen komen naveltruitjes te voorschijn, hun armen bedekt met tatoeages. Een jongen die ik van zijn neuspiercing herken, biedt me een joint aan. Er worden flessen mierzoete, zelfgemaakte wijn opengetrokken. Iemand drukt een plastic bekertje arak, gemixt met sinas, in mijn handen.
Terwijl de mensen binnen onhandig op Prince dansen, roken Navid en ik buiten een sigaret. We kijken uit over de stad, grijze onafgewerkte betonnen gebouwen, en gigantische hijskranen torenen ver boven alles uit. Hier boven de stad, drukt de naar benzine ruikende lucht niet meer op mijn longen. Mijn hoofd is helder.
We praten over field recording, de basis van Navids elektronische muziek en de schakel naar de fenomenologische, belichaamde, ervaring van deze wereld. Field recording creëert een vacuüm waarin datgene wat er al is, het alledaagse, een diepere betekenis krijgt. Zo weet Navid met zijn muziek het hier en nu dragelijker te maken voor zichzelf. En voor de luisteraar.
Hij vraagt waarom ik de draak blijf steken met foto’s van de ayatollah’s.
Ik zeg: dat is ironisch bedoeld.
“For you it’s ironic, but for us…” Hij legt zijn hand op zijn hart, wijst er dan naar. “It’s deep. There is no joke about it.”
Ik vraag hoe ze het concert hebben kunnen organiseren. Navid’s vrienden hebben het Ministerie van Cultuur om toestemming moeten vragen. “We hebben ons gefocust op de visuals en gezegd dat we onderzoek doen naar nieuwe filmvormen. En dit feest, dat gebeurt onder de radar. Ze weten dat jongens en meisjes dansen en er geblowd wordt. Maar ze laten het toe, want ze willen geen opstand zoals in 2009. Wij zeggen het een en doen het ander; zij keuren iets goed wat ze verboden hebben. En zo spelen we allemaal een dubbelspel. Wij krijgen onze zin. Het is onze manier om alles wat wij haten te ondermijnen."