Precies vijfentwintig jaar geleden, op 23 mei 1992, blies de Siciliaanse maffia vlakbij Palermo een stuk snelweg op. Binnen een paar seconden veranderden de explosieven meters asfalt in stoffig puin. Over de snelweg reed onderzoeksrechter Giovanni Falcone, die als een van de eersten serieus werk maakte van de strijd tegen de Siciliaanse Cosa Nostra. In de bijrijdersstoel zat zijn echtgenote, bij wijze van beveiliging reed er een politieauto met drie jonge agenten voor de auto van Falcone uit. Alle vijf werden bij de afslag naar Capaci vermoord.
Twee dagen later hield de weduwe van één van de politieagenten een korte toespraak tijdens de begrafenis. Zoals het tv-programma Speeches liet zien, beschouwen velen haar optreden in de kathedraal van Palermo als een historisch keerpunt in de strijd tegen de Siciliaanse maffia.
Rosaria Costa was op het moment van spreken pas tweeëntwintig jaar, kort geleden getrouwd met de politieagent Vito Schifani, en moeder van een baby van enkele maanden, zoals de aanwezigen maar al te goed wisten. Toch stelt ze zich nadrukkelijk voor, en vermeldt ze daarbij dat ze gedoopt is ‘in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest’. Een mooie vrouw, jonge moeder, gedoopt en goed christen bovendien – haar persona had niet beter kunnen passen bij haar oproep tot een einde aan het maffiageweld. Niet voor niets verklaart de priester, die het initiatief tot het schrijven van een toespraak had genomen, dat hij vanaf het begin af aan wilde dat Rosaria Costa de speech zou voordragen, ook al had ze nog nooit in het openbaar gesproken.
De tekst, geschreven door de priester en vooraf goedgekeurd door de kardinaal, was in eerste instantie dus hoofdzakelijk gericht op de mogelijkheid tot vergiffenis voor de daders en een terugkeer naar het juiste pad, het ware christendom; een opvallend milde boodschap voor iemand die in zo’n tragische situatie verkeert. Vlak voor haar toespraak smeekt Costa de kardinaal nog, midden in de kerk, om de moordenaars openlijk en hard te veroordelen. Maar dat statement durft hij duidelijk niet voor zijn rekening te nemen en hij herhaalt – binnensmonds mompelend – het credo dat de daders zich misschien zullen bekeren en dat ze dan vergiffenis kunnen krijgen.
Costa begrijpt dat ze weinig steun kan verwachten en spreekt vervolgens niet alleen hardop uit wat de geestelijken zelf niet publiekelijk durven te zeggen – dat de maffiosi op hun knieën, diep door het stof zullen moeten om misschien vergeven te worden – maar gaat zelfs verder, door ter plekke haar eigen woorden toe te voegen. De momenten waarop haar improvisatie de boventoon voert, zijn te herkennen: de priester, die naast haar staat, trekt de microfoon weg van haar mond, terwijl hij de volgende zin op het papiertje iets te luid begint te souffleren.
Aan het begin van de speech verklaart Costa dat ze spreekt namens ‘allen die hun leven hebben gegeven voor de staat’. De laatste twee woorden herhaalt ze met een wrange glimlach, want zonder corruptie en maffia-infiltratie binnen dezelfde overheid waarvoor de slachtoffers hun leven gaven, was de gigantische bomaanslag nooit mogelijk geweest, zoals ook één van de maffiosi in de documentaire bevestigt.
De maffiosi zijn overal; zelfs – of juist – op de begrafenis van hun slachtoffers, bij wijze van ultiem machtsvertoon. Maar Rosaria Costa is wanhopig van verdriet en daarom niet bang, misschien zelfs roekeloos: ‘[ze leest voor] Ik richt me tot de mannen van de maffia – [eigen toevoeging] die hier in deze kerk ook aanwezig zijn.’
‘Ik vergeef jullie, maar jullie moeten op de knieën. Als jullie de moed hebben om te veranderen–’ Ze onderbreekt zichzelf en richt zich nu niet meer specifiek tot de maffiosi, maar kijkt wanhopig het publiek in: ‘Ze zullen niet veranderen – ze veranderen toch niet, ze willen niet veranderen.’ De priester spreekt haar streng toe; Costa gaat verder met voorlezen. ‘We vragen jullie (…) mee te werken aan vrede, gerechtigheid, hoop, en liefde voor allen-’ Maar voordat ze het podium verlaat, wijkt ze nog eenmaal af van de voorgeschreven tekst. De priester voelt de bui al hangen en trekt de microfoon weer weg, maar Costa is desondanks toch te verstaan: ‘Er is hier geen liefde, dit is geen liefde, dit is helemaal geen liefde.’
Twee maanden later stierf Falcones collega-rechter, Paolo Borsellino, op straat in Palermo door een autobom. Ook vijfentwintig jaar later maakt de maffia nog regelmatig dodelijke slachtoffers in Italië, dus de stelling dat de toespraak het tij definitief gekeerd heeft, is overdreven. Toch voerden ook enkele ex-maffiosi, zogeheten ‘spijtoptanten’, inderdaad de toespraak van Rosaria Costa aan als reden voor hun inkeer: het vederlichte meisje bekeerde tenminste een paar zware jongens.