Toen ik de gymzaal inliep voor de eerste handbaltraining en de coach zei: ‘We gaan eerst even de yell oefenen’, had ik geen idee waar hij het over had. ‘Yell. Die doen we met het hele team als we tegenover onze tegenstander staan. De aanvoerder zegt: We begroeten de scheidsrechter en onze tegenstander en we hopen op een sportieve wedstrijd. En daarna roepen we allemaal in koor: Hieperdepiep, Actief!’
Actief, zo heette ons team. ‘Hieperdepiep’ was een beetje kinderachtig, maar gelukkig niet ingewikkeld. Voor de eerste wedstrijd deed ik ‘m uit volle borst, maar ik was de enige, de rest van het team had de lippen op elkaar gehouden. Daarna lachten ze hun tanden bloot, ik stond met 1-0 achter.
De keer daarop hield ik, wijs geworden, mijn mond stijf dicht, maar yellden al mijn teamgenoten wél. Na afloop in de kleedkamer vroegen ze me of ik me soms te goed voelde om Hieperdepiep, Actief! te roepen, wat niet zo was. ‘O nee? O nee?’ bleven ze herhalen, terwijl ik de douches in werd gedreven.
Die gingen vanzelf uit, die douches. Je drukte op de knop en na een halve minuut kon je weer. De jongens gingen ook vanzelf weg. Je bleef gewoon met je ogen dicht tegen de muur staan, wachten tot ze klaar waren.
De keepster van het Nederlands handbalteam kwam de ruimte binnen. Ze reikte me een badjas aan die zacht aanvoelde, alsof iedere individuele vezel me streelde. Pas toen ik de ceintuur had aangetrokken keek ze mijn kant op. Haar haar zat in een staart, maar er hing ook veel los. ‘Zal ik je even vasthouden?’ vroeg ze. Zoiets moet je niet vragen, zei ik, zoiets moet je gewoon doen. Ze deed een stap naar voren en omklemde me.
Toen ik mijn ogen opende drukte ik op de knop en na een halve minuut nog een keer. Ik droogde mezelf af met een harde handdoek, want mijn moeder vond wasverzachter geldverspilling. Er lag niets meer in de kleedkamer, dus moest ik met alleen dat handdoekje omgeslagen over straat naar huis.
Bij het stoplicht drukte ik onophoudelijk op de knop. Ik wist niet of-ie er eerder van op groen zou springen, maar het leek naast rennen het enige wat ik concreet kon doen om zo snel mogelijk thuis te komen. Omdat de automobilisten zich geen raad wisten met de situatie, begonnen ze te roepen en te claxoneren. Er vloog een vliegtuig laag over en ik dacht: als die nu neerstort kijkt niemand meer naar die blote jongen met z’n handdoekje.
Toen ik in bed lag vroeg ik de keepster van het Nederlands handbalteam om een yell voor de nacht. Haar glimlach was zo klein dat haar mond nog altijd in een streep getrokken leek. Toen ze ‘m fluisterde, fluisterde ik met haar mee. Door het donker was het niet duidelijk of ze de slaapkamerdeur achter zich dicht had getrokken, of alleen maar had gesloten.