Het denkbare gaat te voet

Opwarmen voor de Gidslezing door Ben Lerner


De Internet Gids vroeg Nederlandse auteurs naar hun favoriete fragment uit het werk van de Amerikaanse schrijver Ben Lerner. Bernke Klein Zandvoort koos voor de The Lichtenberg Figures, waarin de lezer en de auteur door het schakelen van de perspectieven een sprong in het diepe, de witregel, maken.


                  for Benjamin


The thinkable goes sobbing door-to-door
in search of predicates accessible by foot.
But sense is much shorter in person
and retreats from chamber to antechamber to text.


How then to structure a premise like a promise?


The heroic negativity of pleasure
is that it makes my body painfully apparent,
a body that weighs six hundred pounds on Jupiter
and next to nothing here in Europe.


How then to justify our margins?


Some cultures use quotation marks for warmth.
In ours they've withered without falling off.
The trees apologize each autumn,
but nature can never be sorry enough.


uit: The Lichtenberg Figures



Het denkbare gaat te voet, schrijft Ben Lerner aan zichzelf. Het gedicht is net als alle andere zonder titel, maar heeft wel een opdracht: het is opgedragen aan hemzelf, for Benjamin. Ik lees hoe het denkbare langs de deuren gaat op zoek naar vaste omlijning, naar betekenis, begrip. Maar hoe dichterbij, hoe meer elke vorm van zich zekerheid juist terug trekt. Eerst achteruit het huis in, van kamer naar voorkamer. Dan het huis uit, om uiteindelijk tot stilstand te komen in een heel ander type bouwwerk: tekst.


Wat ik in deze eerste vier regels en in veel van Lerners gedichten lees, is dat de zinnen zichzelf overdenken terwijl ze aan iets anders denken. Steeds mag ik als lezer een paar tellen meedrijven tot Lerner besluit: zo is het genoeg, nu til ik je boven de woorden uit en wat zie je op die hoogte? Dat dit niet meer dan een verzameling zinnen is, een magere afspiegeling van de werkelijkheid. Niet voor niets is 'tekst' het eindpunt van de achteruitgaande beweging. Het is de laatste verblijfplaats voor zekerheden, daar huist het denkbare in een veel te klein vakje gepropt.


De wisseling van in naar boven de tekst, deed me denken aan de woorden van filosoof Coen Simon. Hij beschreef dat de mens in staat is zijn leven zowel te bezien als het centrum van de wereld (daar ga je dan in op), als vanuit vogelperspectief. Ongemerkt schakelen we continu tussen deze twee blikken, maar dat betekent niet dat het ons geen moeite kost. Simon noemde het moment van schakelen een breuk, een sprong in het diepe, een witregel.


Ik vond Simon zijn toepassing van de witregel mooi, een taalkundige term als metafoor voor de schakeling tussen twee perspectieven. Misschien gaat het Lerner wel om die witregel, dacht ik. Om de veelheid aan perspectieven, aan grote, onoverzichtelijke werkelijkheid en hoe we ons daartoe verhouden. Niet alleen mentaal, ook het lichaam is vanaf de eerste regels mee op zoek. Het ene moment pijnlijk aanwezig, lijkt het een houvast. Het volgende moment is hetzelfde lichaam (pijnlijk) relatief. Afhankelijk van z'n context (Jupiter of Europa), heeft het veel of weinig gewicht. Is het lichaam bijna niets.


Hoe dan, in deze zee van relativiteit, to justify our margins?


Vraagt Lerner zich tegen het einde af, waarbij het woord margins in al z'n gelaagdheid heel het gedicht in zich lijkt te dragen. Onze uitlijning zit in dat woord, onze fysieke grenzen. Maar ook verwijst het naar bewegingsvrijheid, naar speelruimte en bovenal naar de witruimte om de woorden op een bladzijde. Witruimte die het de lezer mogelijk maakt oeverloos op te gaan in een gedicht, maar er ook weer uittrekt. Witruimte die laat schakelen tussen dichtbij en ver weg, ervaring en concept, onbegrensd groot en beknot, tussen door Ben en voor Benjamin.


Ben Lerner is op 9 mei in Amsterdam voor de Gidslezing in de Rode Hoed. Tickets kunt u hier bestellen.