Nieuwe namen leren

Rosa van Gool over de Amerikaanse verkiezingen, Cicero en de onderbuik van de onbekende.

Na de Amerikaanse verkiezingen lees ik talloze eloquente analyses en bestudeer slick vormgegeven infographics met statistieken. Ernaast een artikel over hoe hoogopgeleide jonge leden van linkse partijen in Nederland bijeenkomen om te brainstormen over samenwerking. Op mijn scherm een oproep: kom naar een filosofisch congres over het redden van de wereld. Locatie: het Nationale Operagebouw, entree: €85 (met korting €50).


In het jaar 64 voor onze jaartelling schreef Quintus Tullius Cicero een lange brief aan zijn veel bekendere broer, de redenaar en politicus Marcus Tullius Cicero. Marcus stelde zich namelijk voor de tweede keer kandidaat om consul van Rome te worden, na de verkiezingen van het voorgaande jaar verloren te hebben; Quintus gaf zijn vier jaar oudere broer in dit geschrift advies over de kunst van het campagne voeren. De schrijver gaat daarbij uitgebreid in op het belang om overal vrienden te maken en allerlei soorten mensen aan je te binden, niet alleen in het centrum van de macht zelf, maar ook in de provincies van het rijk:


De inwoners van de provinciesteden en het platteland menen dat wij hun vrienden zijn, als we hen bij naam kennen; als zij ook denken dat zij hierdoor voor zichzelf een zekere bescherming veilig kunnen stellen, laten zij de kans om hier aanspraak op te maken niet voorbij gaan. Voor de anderen, en vooral voor jouw concurrenten, zijn ze volslagen onbekenden, maar jij kent hen en zult hen makkelijk herkennen: zonder deze voorwaarde kan er geen vriendschap bestaan. En toch is alleen bij naam kennen nog niet genoeg - hoewel het al heel wat is - als hierop niet de hoop op voordeel en vriendschap volgt, zodat je niet alleen een namennoemer, maar ook echt een goede vriend lijkt. (Commentariolum petitionis, 31-2)


Marcus en Quintus zijn zelf geboren in Arpinum, een plaatsje gelegen op ongeveer 120 kilometer ten zuidoosten van de hoofdstad. Ze weten hoe het is om niet in het centrum van de wereld te leven, ze herkennen de mensen uit de provincie en zien het belang ervan in om hen aan zich te binden. Het electorale belang, welteverstaan, want dat is waar het advies van Quintus om draait: het winnen van verkiezingen. Niet meer en niet minder. De tekst getuigt van weinig inhoudelijke politieke visie, laat staan van morele pretenties. Het advies is vooral pragmatisch.


De onderbuik van de witte onder- en middenklasse in Engeland en Amerika heeft gesproken. In maart zijn Henk en Ingrid aan de beurt. Geert Wilders herkent, geboren en getogen in Venlo, de inwoners van provinciesteden en het platteland. Het zijn mensen die je niet tegenkomt op filosofische congressen in de Stopera of bij brainstormavonden in Pakhuis de Zwijger. Mensen die deze website nooit bezoeken. Mensen die ik niet of nauwelijks ken, en jij waarschijnlijk ook niet.

Natuurlijk is het belangrijk om ook nu te blijven brainstormen, filosoferen, schrijven, kunst te blijven maken; het zijn essentiële, hoopgevende lichtpuntjes in tijden van politieke onrust. Maar het is niet genoeg. We kunnen tegelijkertijd ook uit onze bubbel komen en nieuwe namen leren. Deze strategie hoeft namelijk niet exclusief voorbehouden te blijven aan populistisch rechts.

Dat bewijst bijvoorbeeld de documentaire Lieve buren, waarin NRC-journaliste Maral Noshad Sharifi serieus en respectvol in gesprek gaat met Claudia, een felle tegenstander van het asielzoekerscentrum in Geldermalsen. Inmiddels woont er een Syrisch gezin bij Claudia een paar huizen verderop. Claudia heeft nog nooit met de buurvrouw gepraat, verklaart ze: eigen schuld, moet die Syrische vrouw maar niet zo afkeurend kijken als ze door de straat loopt. Hoe ze dan kijkt? ‘Met zo’n gezicht van hier tot Tokyo, dan ben ik er meteen klaar mee.’ Het is aan de kijker om Claudia’s gezichtsuitdrukking al dan niet te beoordelen. Even later blijkt het Syrische gezin niets liever te willen dan contact met Nederlandse buren: Claudia – die een tikje angstig instemt met een bezoek – wordt pijnlijk gastvrij ontvangen met glimlachen, zoenen en koekjes.


Marcus Tullius Cicero won de verkiezingen in het jaar 64. Misschien mede dankzij het advies van Quintus om de mensen uit de provincie bij naam te leren kennen, terwijl zijn stadse concurrenten geen idee hadden. Misschien ook niet: sommige wetenschappers denken dat de tekst helemaal niet van Quintus is, en pas een halve eeuw later geschreven werd.

Hoe dan ook is het advies in de 21e eeuw iets waard: voor 15 maart wil ik tien potentiële PVV-stemmers bij naam kennen. Dat is niet genoeg, maar wel een begin. Ik wil zo nu en dan uit mijn bubbel breken. En ook: hen mijn bubbel in trekken, bijvoorbeeld deze website op, als personages, kennissen, lezers. Misschien kunnen Engeland en Amerika als waarschuwing dienen. Ik hoop het, maar twijfel eraan. Als de geschiedenis ons één ding leert, is het dat we niets van de geschiedenis leren.