En wel naar Le père de mes enfants, oftewel ‘de vader van mijn kinderen’, van de jonge Franse regisseur met de Scandinavische naam Mia Hansen-Løve - 27 jaar is ze pas - die daarmee vorig jaar op het festival van Cannes de vooral artistiek gesproken prestigieuze prijs in het bijprogramma Un Certain Regard in de wacht sleepte. En daar kan ik mij iets bij voorstellen, al was het maar omdat het op zich al heel bijzonder is te noemen dat iemand van die leeftijd erin is geslaagd op geloofwaardige wijze een thema aan de orde te stellen dat normaal gesproken veel levenservaring vereist om het de nodige diepte te kunnen verlenen, het thema van de continuïteit in het leven, de manier waarop het leven ook na een dramatische gebeurtenis, omdat het nu eenmaal niet anders kan, linksom of rechtsom toch weer zijn loop herneemt. De aanwijzingen dat ze zoiets kon waren overigens al aanwezig in Hansen-Løves vorige film, Tout est pardoné, over haar drugsverslaafde vader.
Het verhaal van Le père de mes enfants is snel verteld. Man, harde werker, leuke en liefhebbende vader en echtgenoot, ziet geen uitweg meer uit de financiële nesten van zijn bedrijf en pleegt zelfmoord. Zijn vrouw en drie dochters pakken daarna vrij snel de draad weer op. Niet omdat ze niet verdrietig zijn, maar omdat ze elkaar nog hebben en de dingen nu eenmaal gaan zoals ze gaan.
Hoofdpersoon, althans in het eerste gedeelte van de film, is de charmante filmproducer Grégoire Canvel, een personage dat gebaseerd is op de in 2005 overleden Franse producer Humbert Balsan. We zien hem, de bezielende kracht achter het in onafhankelijke kwaliteitsfilms gespecialiseerde ‘Moon Films’, een knappe man, nonchalant in het pak – druk druk druk - het eerste kwartier bijna constant met een mobiele telefoon aan zijn oor, terwijl hij ondertussen door Parijs rijdt, over straat of door zijn chaotische kantoor loopt. Er moet de hele tijd van alles geregeld. Een Koreaanse filmploeg wil een ander hotel, het filmlab moet op de vingers getikt, er is hommeles op de set in Zweden, en, dat vooral, het geld is op, en de schulden rijzen de pan uit, de zaak staat op instorten. Tussendoor wijdt hij zich, zij het vaak nog steeds met de mobiel aan het oor, aan zijn gezin: zijn leuke vrouw van Italiaanse afkomst en zijn drie leuke dochters, met wie hij een huis in Parijs en eentje vlak buiten Parijs deelt. Ze praten, stoeien, rommelen, maken uitjes, op een manier die ook de meest verstokte single naar zo’n warm en gezellig en inspirerend nest zou doen verlangen. Niet dat de regisseur het er te dik oplegt, juist niet, het is, net als al het gedoe rond het produceren van films, volstrekt naturel en vanzelfsprekend, bijna documentair ‘fly-on-the-wall’ in beeld gebracht. Zonder zwaar aangezette dramatische opbouw, zonder al te duidelijke vingerwijzingen naar de donkere onderstroom der dingen, als er al muziek klinkt is die bijna opgewekt te noemen, alsof je een Frans café binnenloopt waar een jukebox speelt. En die bijna neutraal te noemen stijl blijft gehandhaafd, wanneer Grégoire, die de laatste ijsschots onder zich heeft voelen wegzakken, door eigen toedoen van het toneel verdwijnt, en vrouw en kinderen er alleen voor komen te staan. Hoewel: alleen? Daar gaat het juist om. Ze zijn niet alleen. Ze hebben elkaar, ze hebben vrienden, ze hebben de warme steun van het personeel van Moon Films, een uitgebreid menselijk vlechtwerk, maar vooral hebben ze in zich en om zich heen de drang van het leven zelf dat altijd naar continuïteit zoekt, een continuïteit die – en ook dat is de boodschap van de film – niet gezocht moet worden in individuen maar in datgene wat individuen tegelijk bindt en overstijgt. Het is niet zo dat ze geen groot verdriet hebben, de moeder en de drie dochters – waarvan de oudste trouwens subliem gespeeld wordt door de echte dochter van de acteur die Grégoire speelt – dat hebben ze wel, verdriet, zeker als ze even alleen zijn, en dat is te zien ook, maar dan troosten ze elkaar, gaan de straat op, verder in de weer met hun speelgoed, naar de film. De oudste dochter ontmoet haar vriendje terwijl ze in een filmhuis naar een door haar vader geproduceerde schaapsherderfilm zit te kijken en moeder probeert samen met het personeel Moon Films te redden, en dan vooral het laatste project van het bedrijfje van haar man, een film met een lastige Zweedse regisseur à la Lars Von Trier. Tevergeefs, maar niets aan te doen. Ook dat hoort erbij, bij het leven, zoals alles bij het leven hoort - zelfs, zoals in dit geval, de zelfmoord van de man waar je als vrouw op een gegeven moment in de toekomst waarschijnlijk over zal spreken als ‘de vader van mijn kinderen’. Que sera, sera, zoals we Doris Day helemaal aan het slot van de film kunnen horen zingen, what will be, will be. En zo is het toch zeker of niet dan? Nou, eh, zeker, maar toch ook weer niet helemáál. Er ontbreekt wel iets. De neutrale, afstandelijke stijl die Hansen-Løve met zoveel verve hanteert, heeft ook zijn keerzijde, want met de eventuele te vermijden valse sentimenten worden ook de echte sentimenten, het echte drama, net iets te ver buiten de deur gehouden. Maar hoewel het wat mij betreft best iets schrijnender had gemogen, toch beslist drie-en-een-halve ster voor Le Père de mes enfants.