Een hert op de dansvloer en een wolvengrijns sieren deze nieuwe bijdrage voor het bestiarium.
Ik ga dansen in de zaal met de parketvloer en de hoge ramen. Binnen hangt de geur van zweet, parfum en versgestreken overhemden. Mensen aan de kant drinken water uit een glazen kan waar munt en schijfjes citroen in drijven.
Zodra ik mijn dansschoenen vastgestrikt heb zoek ik naar het hert, want ik weet zeker dat ze er zal zijn vanavond. Ik kijk de zaal rond en zie gazelle's, katten, hazen en konijnen, de tijger zelfs, maar nog geen hert. Ik dans wat rondjes met de grote beer en drink water als de pauze klinkt. Dan zie ik haar ineens zitten aan de kant, al warmgedanst. Ze strijkt het donkerblonde haar, de gladde vacht uit haar ogen en kijkt voorzichtig mijn kant uit. Waaks als ik ben draai ik mijn oren in haar richting en glimlach mijn wolvengrijns. Ja, ze wil. Ik sta op en nodig haar uit.
Ze is zo smal dat ik door haar dunne zomerhemd de ribben voel, de schouderbladen en verder omhoog de nekwervels, de hals, de oren die alert omhoog en open staan. Ze draait soepel in mijn arm en laat zich licht verplaatsen op vlugge hertenpootjes, die toch stevig in de grond staan. Ze is zo dichtbij dat ik haast niets meer zie, aan één kant rust haar oor tegen mijn oor, mijn vacht prikt vast een beetje in haar neus. Af en toe verschuift ze haar arm op mijn rug, herplaatst ze zich om me beter, vaster te omhelzen.
Soms mis ik een tel of glij ik weg, dan lacht ze en voel ik haar hele ribbenkast tegen mijn borst heen en weer bewegen, ik voel de neusvleugels trillen.
Ik dans zo graag met het hert, dat ik even alle andere dieren om me heen vergeet. In mijn armen heb ik iets dat zo delicaat is dat ik er soms tranen van in mijn ogen krijg als ik er aan denk. Op de millimeter sturen we elkaar rond. Ik heb het gevoel dat ik voorzichtig met haar moet zijn en vooral subtiel, want met herten gooi je niet.