Geloven Zonder God

Ronald Dworkin tegen Richard Dawkins

Frans Saris schrijft in deze kroniek & kritiek over het religieus atheïsme van Ronald Dworkin en diens kritiek op Richard Dawkins' atheïsme.

What divides godly and godless religion, is not as important as the faith in value that unites them.
- Ronald Dworkin

Na de geboorte van Richard Dawkins werd zijn moeder bedolven onder felicitaties van bisschoppen en priesters uit heel Engeland. In de krant hadden twee identieke geboorte-aankondigingen gestaan. Op dezelfde dag en in hetzelfde ziekenhuis waren twee zoons Dawkins geboren, de ander als zoon van Reverend Cuthbert Dawkins. Richards moeder vond dit zo amusant dat zij haar zoon z'n leven lang heeft achtervolgd met de suggestie dat de twee baby's misschien in het ziekenhuis verwisseld zijn. Heeft dit verhaal, waarmee Dawkins zijn memoires begint, van Richard de militante atheïst gemaakt die we kennen van de The God Delusion? Freud zal het weten, maar Dawkins komt in zijn wat tegenvallende nieuwe boek niet met dit idee.
Ook Ronald Dworkin, icoon van de New York Review of Books, noemde zich atheïst, religieus atheïst. Hij stuurde vlak voor zijn dood begin dit jaar het manuscript van zijn Religion Without God naar het tijdschrift dat op 4 april 2013 het inleidende hoofdstuk publiceerde. Thans is de integrale tekst verschenen bij Harvard University Press.
Religie is een diep, duidelijk en allesomvattend wereldbeeld, zo opent Dworkins boek. Het is het idee dat alles is doordrongen van intrinsieke objectieve waarden, dat het heelal en zijn schepselen ontzagwekkend zijn, dat het leven van mensen zin heeft en het universum orde. Geloof in God is slechts één manier en niet de enige om religie vorm te geven. Miljoenen mensen die zich atheïst noemen hebben dezelfde overtuigingen en ervaringen, net zo oprecht en diep geworteld als mensen die in een god geloven.
Religieuze atheïsten voelen een morele verantwoordelijkheid hun leven zo goed mogelijk te leven en met respect voor het leven van anderen; zij zijn trots op een succesvol leven en hebben verdriet over een leven dat vergeefs is geweest. Moreel gedrag wordt ons niet alleen aangeleerd, het is ook aangeboren, zoals de gouden regel 'wat gij niet wil dat u geschiedt doe dat ook de ander niet'. Daarom – zegt Dworkin – heeft het leven waarde en kunnen ook atheïsten geloven dat het leven zin heeft.
Volgens Dworkin geloven religieuze atheïsten in twee zaken: dat het leven zin heeft geleefd te worden en dat het universum een mysterie is dat ons begripsvermogen te boven gaat. Voor hen is de Grand Canyon niet alleen magnifiek maar adembenemend en griezelig wonderbaarlijk. Als het gaat om geloof in het mysterie van de natuur citeert Dworkin graag Albert Einstein: ‘To know that what is impenetrable to us really exists, manifesting itself as the highest wisdom and the most radiant beauty which our dull faculties can comprehend only in their most primitive forms – this knowledge, this feeling, is at the center of true religiousness. In this sense, and in this sense only, I belong in the ranks of devoutly religious men.’
Hoewel Einsteins argument voor Dworkin overtuigend genoeg is, doet hij er nog een schepje bovenop en besteedt een heel hoofdstuk, voor het finale hoofdstuk over de juridische kwestie van godsdienstvrijheid, aan de vraag naar de mysterieuze schoonheid en aantrekkingskracht van wetenschap in het algemeen en elementaire-deeltjesfysica, snaartheorie en kosmologie in het bijzonder. Dworkin dweept met de populair wetenschappelijke boeken van Carl Sagan tot Steven Weinberg, hij citeert uit The Elegant Universe; Fearful Symmetry: The Search For Beauty In Modern Physics; Deep Down Things: The Breathtaking Beauty of Particle Physics.
Dworkin maakt het zich niet gemakkelijk, hij vraagt zich bijvoorbeeld af: wat is schoonheid in de wetenschap en hoe kan het dat schoonheid een leidraad is in wetenschappelijk onderzoek? Hij laat zich niet verleiden door de zogenaamde schoonheid van formules zoals onze eigen Sander Bais met The Equations, Icons of Knowledge. Dworkin behandelt vragen als: wat is de mogelijke rol van symmetrie? Is het bestaan van het universum onvermijdelijk en is er schoonheid in onontkoombaarheid? Om tot de conclusie te komen dat de ultieme schoonheid misschien wel gelegen is in die ontdekkingen die even onontkoombaar zijn als onverwacht. ‘For those of us who think beauty real, the scientific presumption that the universe is finally fully comprehensible is also the religious conviction that it shines with real beauty.’
In onze seculiere oren klinkt dit misschien niet allemaal even overtuigend. Aangezien we zijn opgegroeid met Dawkins' The Selfish Gene, The Blind Watchmaker en The God Delusion overheersen in West-Europa de ironie en het cynisme in discussies over wetenschap en religie. In zijn memoires doet Dawkins het nog eens dunnetjes over. De zin van het leven wuift hij weg met: ‘Accident of course plays an enormous role in the kinds of animals that populate the earth.....we probably wouldn't be here if the third dinosaur to the left hadn't sneezed at a particular time....we are here by the thinnest thread of luck.’
Wie in de discussie over wetenschap en religie aankomt zetten met Shakespeare's Hamlet: ‘There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy.” antwoordt Dawkins, “Yes, but we're working on it.’
We kennen de argumenten en zelfs zijn bekentenis, in het laatste hoofdstuk van zijn memoires, dat zijn eerste boek eigenlijk The Immortal Gene of zelfs The Altruistic Gene had moeten heten, is een herhaling uit de inleiding tot de jubileumeditie (2006) van The Selfish Gene.
Dworkin is buitengewoon kritisch over Dawkins' atheïsme. Op de vraag hoe Dworkin degene noemt die de zin van het leven ontkent, antwoordt hij: ‘onetisch’. En degene die het heilige van de Grand Canyon niet ziet: ‘blind’.(www.einsteinlectures.ch)
Als rechtgeaard jurist bestrijdt Dworkin zijn tegenstander met diens eigen wapens. Hij wijst er fijntjes op dat het cynisch naturalisme van Dawkins geen wetenschap is maar een geloof. Dat het leven van mensen geen zin of doel heeft, daarvoor is geen wetenschappelijk bewijs. Het volgt niet uit het feit dat grote zoogdieren pas tevoorschijn zijn gekomen na een schitterend ongeluk met de dinosaurus. Het is geen feit, het is een waardeoordeel.
Dworkin had er nog aan toe kunnen voegen dat de evolutie vaker de meest onwaarschijnlijke ontdekkingen heeft gedaan. Zo zijn ogen niet slechts eenmaal maar meerdere keren, en bij zeer verschillende dieren, te voorschijn gekomen en in heel verschillende stadia van de biologische evolutie, zoals biologen inmiddels hebben aangetoond. Waarom zou homo sapiens niet net zo onvermijdelijk als onwaarschijnlijk zijn geweest?
Mensen zijn in de evolutie gaan overheersen; mensen kunnen zelfs tot op zekere hoogte de evolutie, in ieder geval hun eigen evolutie, bepalen. Wij kunnen kiezen uit de vele willekeurige variaties, natuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen, die zich regelmatig aan ons voordoen. Onze natuurlijke voorkeur geldt datgene wat bijdraagt tot overleven. Toen tegen Woody Allen werd gezegd dat hij zou voortleven in zijn werk, was zijn antwoord dat hij liever zou voortleven in zijn appartement.
Sinds de Verlichting hebben volkeren met moderne wetenschap grotere overlevingskansen dan volkeren zonder. Moderne wetenschap en technologie zijn adaptaties in onze evolutie, die thans bijdragen aan de levensverwachting van vrijwel alle volkeren over de hele wereld.
Een onpersoonlijke god is zo vaag, daarom verwijst Dworkin ook naar Spinoza’s god: de natuur. Wie de natuur God noemt drukt daarmee gevoelens van bewondering en eerbied uit. Maar er is meer, als God en de natuur hetzelfde zijn dan heeft ook het kwaad en de ellende in de wereld een plaats. Dan is het leed niet langer de schuld van de ‘onwaarschijnlijke slechtheid van het opperwezen’ (Karel van het Reve). Immers, de evolutie kent vele natuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen die ons vijandig zijn. Ook die zijn onontkoombaar.
Als het gaat om fascinatie in de wetenschap, is er voor de individuele onderzoeker nog een ander element, want wie eenmaal het laaiend enthousiasme heeft leren kennen dat hoort bij een creatief moment in de research, wie eenmaal aan de natuur de goede vraag stelt en dus het goede antwoord krijgt, die ondergaat het doen van een ontdekking als een goddelijke ervaring.
Naast de kick van het ontdekken, is het leveren van een bijdrage aan duurzame ontwikkeling voor mij persoonlijk datgene wat het leven zin geeft en de moeite waard maakt. Dat weet ik niet zeker, dat is mijn geloof.

Literatuur

Ronald Dworkin, Religion without God, Harvard University Press 2013

Richard Dawkins, An appetite for wonder, the making of a scientist, Bantam Press 2013

Zie ook: www.franswsaris.nl