Miljoenen jaren geleden stroomde de rivier de Eridanos van Lapland via de Baltische Zee naar de Noordzee. Het was een rivier zo groot als de Amazone. Bij haar monding zette ze grote hoe-veelheden spierwit zand af. Dit witte zand vormt de basis van ons land. Schrijver-filosoof Bram Esser en ontwerper Francois Lombarts doen verslag van hun expeditie op weg naar de bron van Nederland. Vandaag deel 8: De Afsluitdijk.
De snelweg is een duinlandschap in vermomming. Je ziet het niet direct, maar onder het groen en het asfalt houdt zich het naakte duin schuil. Door mensen gemaakt, dat is waar, maar hetzelfde geldt voor veel duinen langs de kust. Bij Katwijk en Petten rijden nu bulldozers af en aan om zand tot heuvels te kneden. Diezelfde bulldozers en graafmachines zijn misschien al eens door Rijkswaterstaat gebruikt voor de aanleg van een of andere wegverbreding. Opeenhopingen van zand, daar bestaat ons land nou eenmaal uit en overal vinden we menselijke structuren die vermomt zijn als natuur. Duinen worden beïnvloed door wind en zee, ze zijn in zekere zin natuurlijke fenomenen. Dikwijls zit er diep in zo’n duin toch nog een stevige zeedijk verstopt. Je kunt er nooit van op aan en het is niet verstandig simpelweg op je ogen vertrouwen.
Wij laten ons dan ook niet van de wijs brengen als we tegen de avond het naamloze knooppunt van de N99 langs de Balgzanddijk aantreffen. Dit is een duin in vermomming, zoveel is zeker. We zien weliswaar asfalt en verkeersborden, we zien een groene berm naast de weg, we zien auto’s. Het zegt allemaal niks. Onder deze huid van asfalt houdt zich hetzelfde goudgele zand schuil dat je ook aan de kust treft. We zullen hier dus in alle rust de nacht kunnen doorbrengen. In de duinen zoals we gewend zijn. Aan de oever van een vaart op een van die overgebleven lapjes grond langs het knooppunt, planten we onze vlag. Aan de oever ligt toevallig het binnenvaartschip ‘Zandexpres’ afgemeerd.
De volgende ochtend heeft de Zandexpres zijn ankers gelicht, maar we zijn alles behalve alleen. Ik rommel mezelf naar buiten en kijk met dikke ogen van de slaap naar de vijf tentjes die links en rechts van ons, langs de waterkant staan opgesteld. Even denk ik dat mensen ons voorbeeld hebben gevolgd en er vanuit zijn gegaan dat dit een vrij kamperen plek is. Het blijken vissers te zijn. ‘Goedemorgen,’ zeg ik. Er volgt een bijna onmerkbaar knikje van onze linker buurman. Zijn ogen zijn al snel weer op de dobber gericht. We poetsen onze tanden, François heeft een tandenborstel in Den Helder gekocht, en we maken ons snel uit de voeten.
Vandaag willen we een groot stuk van de Afsluitdijk doen, maar voordat het zover is moeten we een andere dijk slechten. Het gaat om de Amsteldiepdijk die in 1924 werd aangelegd en eigenlijk bij de Afsluitdijk hoort omdat het ook een deel van de Zuiderzee afsloot. De Amsteldiepdijk werd gezien als generale repetitie voor de langere en complexere afsluitdijk. Zo zien wij het ook. Een oefening in rechtlijnigheid. Die strakke rechte weg loopt naar Wieringen dat ook wel bekend staat als het zesde Waddeneiland. Door dijken en inpoldering is het bij het vaste land getrokken. Vroeger voeren de VOC schepen voorlangs via het Amsteldiep naar Hoorn en Amsterdam.
Als we de kleine afsluitdijk over zijn staan we op de quarantaineweg. Een man met een bruine bulldog-achtige hond nadert ons. Hij zit onder de tatoeages. François vraagt hem of hij weet hoe het zit met de quarantaineweg. ‘Vroeger werden hier de zieke VOC matrozen van boord gegooid om aan te sterken en groenvoer te eten,’ zegt hij met een sterk Haags accent.
‘Wij komen ook uit Den Haag,’ vertel ik hem. Marco zoals hij zich voorstelt, nodigt ons prompt uit voor de koffie. ‘Wij staan hier op de quarantainecamping,’ zegt hij zonder een greintje ironie.
Marco en zijn vrouw verblijven in een stacaravan omdat hun dochter, Sandra, met een visser is getrouwd en ze hebben net een baby gekregen. Sandra vertelt over de wereld waarin ze terecht is gekomen. ‘Vissers hebben hun moeder altijd op de eerste plaats staan. Bij terugkomst in de haven gaan ze altijd eerst naar hun moeder, dan pas naar vrouw en kind. Moeders vertroetelen hun zonen ook. De moeder van Patrick strijkt zelfs zijn boxershorts.‘ Ze vertelt dat haar vriend geprobeerd heeft werk aan de wal te vinden om zodoende toch vaker thuis te zijn voor hun dochter.
‘Het ging niet. Hij werd ziek. Pijn op zijn borst, kortademig en moe. Hij vroeg telkens of hij naar de haven in Den Oever mocht om te kijken. Uiteindelijk heb ik gezegd dat hij maar weer moest gaan varen. Dat maakt hem toch het gelukkigst. Je kunt alleen nooit wat plannen omdat hij nooit weet wanneer ze weer moeten uitvaren of wanneer hij terugkomt.’ Sandra zegt dat haar schoonmoeder eigenlijk niet wil dat ze werkt. ‘Een vissersvrouw hoort thuis te zitten. Maar daar trek ik me dus niks van aan. Ik ben ook niet van plan de boxershorts van mijn vriend te strijken.’
‘Dat lijkt me ook overdreven,’ geef ik toe.’ Zijn overhemden strijken is genoeg.’ We bedanken de Hagenaren voor het bakkie koffie en gaan weer op pad. Het duurt voor ons gevoel lang voordat we Den Oever eindelijk bereiken en het wereldwonder van de Afsluitdijk mogen aanschouwen.
Terwijl het Zuid- en Noord-Hollandse strand op de kaart staat getekend als een strakke lijn, is dit in werkelijkheid eerder een wapperend lint. De landmeter heeft dit feilloos aangetoond door middel van zijn meetmomenten. Op de Afsluitdijk lijken kaart en werkelijkheid behoorlijk goed overeen te komen. Op de kaart zie je een lijn en in het echt ook. Rechter dan dit wordt het nergens in Nederland. De automobilist ervaart de dijk als een opengewerkte tunnel. Hij kan hier alleen maar met 130 km per uur overheen razen. De zee is aan het zicht onttrokken door de dijk.
De wandelaar die het beste bovenop de dijk kan lopen door het gras, ervaart de Afsluitdijk optimaal. De horizon wordt precies door midden gedeeld. Links de zee en rechts het IJsselmeer. In de verte komen zoet en zout water bij elkaar samen in het brandpunt van de blik. Soms verplichten we onszelf om onderaan de dijk te lopen op zeeniveau. Het kan eigenlijk niet, het pad is moeilijk begaanbaar omdat het geen pad is. Toch moeten we erlangs, we zijn het aan onze stand van ontdekkingsreiziger verplicht. Er liggen grote stukken vergruisd steen die glibberig zijn. Soms stroomt het onder water. Op die momenten gaan we de dijk op en lopen we scheef. Je voelt het na een tijdje aan je pezen.
We zien de fuiken en netten van de vissers. We komen op eilandjes met gras en dik begroeide heuvels waar crossbaantjes zijn aangelegd en bunkers staan. Bij een van de sluizen is een loopbrug gemaakt voor werklieden zodat ze makkelijk naar de andere kant van de weg kunnen komen. Het is mooi om te zien dat bij die loopbrug een fietsenrekje is geplaatst. De Nederlandse ingenieur of onderhoudsmonteur komt op de fiets. We hebben de grenspaal tussen Friesland en Noord Holland ontdekt. Deze staat op de dijk en kan niet worden waargenomen door de automobilisten, gebonden als ze zijn aan hun tunnelvisie.
Ondanks de details die onze tocht interessant maakt, bekruipt ons toch langzamerhand het gevoel dat er geen einde meer aan deze dijk komt. Het begint al een beetje te schemeren en we zien niet direct een geschikte plek om te overnachten. Gelukkig arriveren we op tijd bij een grote uitstulping in de dijk. Het heet heel toepasselijk Breezanddijk. Een man laat zijn hond uit. Later stelt hij zich voor als meneer Roorda en hij blijkt op Breezanddijk te wonen. ’Dit was het vroegere werkeiland om de dijk aan te kunnen leggen. Hier verbleven de werklieden en nu is hier een camping. Ik woon hierachter.’ Hij wijst ons op een samenraapsel van schuurtjes, tuinhuisjes en stacaravans achter een dikke rij dennenbomen. Het blijkt een soort camping te zijn.
‘Ik geniet hier van de vrijheid,’ zegt Roorda die samen met zijn zoon tot de permanente bewoners behoort. Ons lijkt het juist nogal druk, bovendien zit je vlak langs de snelweg. Roorda stoort zich er niet aan. ‘ Ik zat in de jaren zeventig op de asfaltmolen toen de weg werd aangelegd. Ik vond het hier zo mooi, dat ik niet meer ben weggegaan.’
Hij vindt het best als we hier voor een nacht ons tentje willen opslaan. ‘ kunnen jullie zelf ervaren hoe fijn het hier is.’
Deze tekst kwam tot stand door Nida Art Colony en Satellietgroep.
Ga voor informatie over de auteurs naar francoislombarts.com en bramesser.com.