De verkrachting vond plaats op een regenachtige dag in mei, in een slaapkamer met een hoogslaper en de curiositeit van twee deuren, min of meer naast elkaar, allebei uitkomend op de gang.
Het was begonnen met die blik van haar, en een manier van lachen die ze gebruikte wanneer ze meer wist dan ik. Ze was twee jaar ouder dan ik, en knap, op de sportieve manier van een turnmeisje. Ik was haar pop. Ze smeerde me in met zelfgemaakte moddermaskers, liet me gummen voor haar jatten bij de kantoorboekhandel om de hoek en geesten oproepen voor de spiegel. Op een middag hield ze haar vingers onder mijn neus nadat ze van de wc kwam. Ze roken sterk, lekker, een geur die me deed denken aan de zoutige Tuc-koekjes die ik bij mijn oma kreeg.
Van verkrachten had ik nog nooit gehoord, maar het woord klonk magisch, een toegangspoort tot een wereld die groter en veelvormiger was dan de veilige straten van onze Nijmeegse woonwijk.
Mijn buurmeisje wees naar de vloer en zei me te gaan liggen. Ze kwam met haar gezicht heel dicht naar het mijne. Haar adem rook naar snoepjes, ik zag de spikkels in haar irissen, de donshaartjes op haar wangen. Ze lachte weer op die hoge manier, en toen raakte ze met haar lippen zachtjes de mijne. Het was geen kus, meer een strijken, en het duurde nog geen seconde. Toen drukte ze hardhandig mijn polsen in de vloer, en het volgende moment zat ze op me. Een paar keer schoof ze met haar bekken heen en weer over het mijne, het was niet echt onprettig, al had ik er iets groters van verwacht.
Na de verkrachting lagen we nog een poosje naast elkaar op de vloer. Als er twee inbrekers het huis zouden binnensluipen, zo redeneerde mijn buurmeisje, zouden ze allebei de deuren kunnen blokkeren zodat we geen kant meer op zouden kunnen. Het kwam niet in me op daar tegenin te brengen dat, als er maar één inbreker was, of twee inbrekers in dezelfde deur, we juist een uitstekende vluchtroute zouden hebben.