Twaalf kwade mannen
Voor Kasper
Het is anders nu. Voor de gevel ligt een groene mat. Deze suggestie van gras bakent het terras vol plastic meubilair af. Onder de rode luifel zit een man tegenover een vrouw. Naast hen slaat de regen druppel per druppel een met krijt getekende Belgische vlag van de straattegels. Binnen In ’t Gulden Kasteel speelt een jukebox. Waar speelt er nog een jukebox?
De laatste keer dat ik hier een voet binnenzette was veertien jaar geleden toen het café Le Jury heette. Een zondagavond in maart in het jaar 2003. Honderd meter zuidelijker speelde RSC Anderlecht tegen aartsrivaal Club Brugge en in de langwerpige kroeg zaten een dozijn breedgeschouderde mannen, wie het verboden was ooit nog het stadion te betreden. Achter de toog hing een televisie, een kijkrichting, en het was me zo uitgelegd dat enkel de hooligans op de barkrukken mochten zitten. Je moest zelf maar uitmaken of je het recht had daar naast hen te gaan zitten. Aangezien zij die aan de toog zaten dat ook wisten, stond ik rechtop met mijn rug tegen de muur en zag ik hoe Anderlecht op voorsprong kwam.
Ik was veertien en het was de eerste keer dat ik iemand cocaïne zag snuiven omdat ik per ongeluk de deur van het toilet opende. Het ritueel van kristallen die in een opgerold bankbiljet door een neus verdwenen maakte indruk op me. De kaalgeschoren man reageerde amper op mijn excuses, alsof hij betrapt mocht worden, alsof ook dat er niet toe deed, slechts bij het ritueel hoorde. Deze man, hij werd Spinne genoemd omdat hij over de omtrek van zijn elleboog een spinnenweb had laten tatoeëren, zei toen: “als ge volgende keer niet klopt, klop ik op u.” Ook dat maakte indruk op me.
Bij de rust stond Anderlecht 3-1 voor en er werd gediscussieerd of de penalty die Jestrovic scoorde al dan niet terecht gefloten was. Op zich was het simpel: elke beslissing die de scheidsrechter in het voordeel van Anderlecht maakte was terecht. Het tegenovergestelde was eveneens waarheid. Ik dronk met tegenzin bier omdat iedereen dat dronk en door de uitwerking van de alcohol duurde het even voor het tumult tot me doordrong. Aan de zijlijn warmde de door Anderlecht grootgemaakte Roemeen Alin Stoica zich op. Net voor hij het veld op moest, leek hij heel even te denken dat het publiek hem ondanks zijn recente overstap naar Brugge alsnog zou omarmen. In plaats daarvan floot een menigte van 25.000 supporters hem uit, ook in Le Jury was niets anders hoorbaar. Ik voelde toen voor het eerst dat een van de aantrekkingskrachten van het voetbal, de wettiging is om ongebreidelde haat aan de oppervlakte te laten komen. De vriend van mijn vijand is bijgevolg mijn vijand. De hooligans aan de toog gaven niet om de winst. Ze zaten daar omdat ze genoten van de context waarin hun woede was toegestaan, waarin het voeden met negatieve energie geoorloofd was. Het gaf hen de macht om iemand die zich de geschiedenis in had getrapt weer uit te wissen. Veertien jaar later was hun vonnis verdaagd, vervangen door een onwillekeurig nummer op een jukebox.