‘Gegratineerde zeeduivel,’ zegt Rein.
Frits en Simon kijken er niet van op, waardoor ik niet meer durf te vragen wat het is. De serveerster knikt naar mij. Er zijn zeven hoofdgerechten waar ik uit kan kiezen.
‘Poeh,’ hoor ik mezelf zeggen.
Frits wist meteen wat hij wou, daar hoefde hij niet voor op de kaart te kijken. Hij heeft het restaurant uitgekozen. ‘De rekening is voor de organisatie,’ zei hij triomfantelijk bij binnenkomst.
Simon tuurt naar het menu. Toen de serveerster naar ons toekwam, gaf hij gelijk aan dat hij er nog niet uit was. Ik ken hem niet goed, maar ik ken zijn soort. Hij is zo iemand die wacht tot iedereen een keuze heeft gemaakt en dan iets heel anders kiest, enkel en alleen om origineel uit de hoek te komen.
Rein is de enige uit dit project die ik al langer ken. Zijn zeeduivel is een weloverwogen keuze.
Een paar dagen geleden fietste ik een tijdje achter vier puberjongens aan die op weg waren naar school. Ze reden twee aan twee en ik had de indruk dat dit hun vaste posities waren. Linksvoor fietste de leider. Hij had niet het hoogste, maar wel het laatste woord.
Rechts van hem reed de na-aper. Hij zat net als de leider breed op zijn fiets, met van die 0-benen. Deze jongen was druk aan het praten. Af en toe keek hij vluchtig opzij naar de leider.
De twee achteraan waren de volgers. Ze zaten ietwat ineengedoken op de fiets. Ze luisterden meer dan dat ze spraken. De jongen achter de leider was het stilst. Hij praatte nooit rechtstreeks met de leider of de na-aper. Zijn buurman deed dat wel.
In het restaurant vraag ik me af wie van die vier jongens ik ben, en wie Rein, Frits en Simon dan zijn, en of dat nog kan veranderen.
De serveerster zucht bijna onhoorbaar. Rein kijkt me aan. Ik heb een zekere bewondering voor hem. Hij ziet er altijd onberispelijk uit. Ik weet niet waar hij zijn kleren koopt, ik ben ze nooit in een winkel tegengekomen en ik durf het hem niet te vragen. Toen ik bij hem thuis was, heb ik wel gevraagd naar de muziek die hij op had staan.
Simon trommelt op de tafel. Het is vreemd dat juist hij dat doet, want hij heeft ook nog geen keuze gemaakt. Als hij weet wat hij wil, dan heeft hij nu alle gelegenheid om het te zeggen.
Mijn vriendin is een keer beschuldigd van na-aperij en dat hakte er flink in. Aan het begin van de tweede klas ging ze naar een nieuwe school omdat ze was verhuisd. Ze maakte vriendinnen en trok vooral op met een meisje dat Annemieke heette. Mijn vriendin noemde haar al snel Miek, zoals de andere vriendinnen van Annemieke dat ook deden. Op een dag werd ze in het fietsenhok door die vriendinnen op haar plek gezet. Ze zeiden dat mijn vriendin niet al zo snel Annemieke bij haar bijnaam mocht noemen, dat was na-aperij. Mijn vriendin is nog steeds bevriend met Annemieke. Beiden zien de anderen niet meer.
Ik zou nog wel langer in dit niemandsland willen verblijven, waar nog niet helemaal duidelijk is wat mijn plek is binnen deze groep. Ook vanwege Simon zou ik dit moment nog even willen oprekken, maar het is de sociale druk die wint. Ik leg de menukaart op tafel en glimlach naar de serveerster.
‘Diezelfde zeeduivel,’ zeg ik zonder schaamte.