We zaten met zijn drieën in dat klote kantoor van mijnheer Lu Huang, te shinen alsof we Apple waren. Ro en Sven hadden voor de gelegenheid een pak op maat aangeschaft toen de deal niet langer mis kon gaan. In mijn detonerende slobbergoed van Peek & Cloppenburg werd ik door hen ingeklemd, als een gedaagde tussen twee agenten.
In de notaris was een pias gevaren. Bij elk statuut wist hij de Chinese tolk met een nieuwe kwinkslag te verwarren, wat het verloop van het protocol danig vertraagde. Ik krabbelde ondertussen een mannetje met harkhanden op het notitieblok dat ik uit gewoonte had meegebracht en dacht aan De Poenschepper, een album van Suske en Wiske, twee hechte vrienden uit mijn jeugd.
Ro stootte me aan met zijn elleboog. ‘Nu is het jouw beurt, Zaadje...’
Hij reikte me een zilveren pen met inscriptie aan, terwijl Sven een in bruin leer gebonden document voor me neerlegde. Bladzij na bladzij vol bedragen en onderhandelingsresultaten zette ik mijn paraaf waar Sven zijn vinger hield. Op de laatste bladzij aangekomen, las ik mijn naam: Drs. Adriaan Zadelhof.
‘Hier uw volledige naam in blokletters en handtekening graag...’ zei de notaris aan de overkant van de tafel.
Buiten stond een taxi voor ons klaar. Sven en ik namen op de achterbank plaats. Ro sprong op de passagiersstoel en vroeg de chauffeur om zijn naam.
‘Omar...’ antwoordde de chauffeur. In zijn driedelige zwarte kostuum was hij beter gekleed dan ik.
‘Luister Omar, jij brengt ons naar Nieuwegein. Wees je er van bewust dat wij de route op ons duimpje kennen...’ Ro stak zijn duim omhoog. ‘Je hoeft dus niet te denken dat je een omweg kunt maken.’ Hij schudde langzaam het hoofd, de chauffeur strak aankijkend.
We verlieten de Zuidas in volle vaart.
Voor de laatste keer stapten we de lift in naar onze - zojuist te gelde gemaakte - startup op de vijfde verdieping. Roderick haalde een pakketje gele eurobiljetten uit zijn zak. ‘Een douceurtje voor onze trouwe medewerkers...’ grijnsde hij.
‘Had dat niet in envelopjes gemoeten?’ zei Sven.
‘Moeten in je moeders ouwe tepels, makker...’ Een bekende frase sinds Ro twee jaar geleden de maatschap was komen versterken met een notering in de Quote 500 als verholen oogmerk.
De commotie op de werkvloer was ongekend. In plaats van uitgemaakt te worden voor verraders en zakkenvullers, viel ons een vreemde dankbaarheid ten deel. Menig medewerker benadrukte de fijne tijd die het was geweest. Debby van de receptie stond met tranen in haar ogen.
‘Willen jullie nog een speech...?’ riep Ro boven het geroezemoes uit. Zonder een antwoord af te wachten sprong hij op een tafel, Sven met zich meetrekkend. ‘Zaadje, kom jij er ook even bijstaan...’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Kom op Aadje, jij hoort er ook bij...’ Sven had zijn arm om de schouder van Ro gelegd. Ik stikte van verontwaardiging, maar kon alleen maar denken. Het was altijd mijn manco geweest dat ik alleen maar kon denken.
‘Laat me maar, ik ga mijn spullen pakken...’
Ik verwelkomde de stilte toen de deur van mijn hoekkantoor achter me dichtviel. De bureaustoel en de glazen desk met de twee 42-inch Apple monitoren erop waren inmiddels bezit van mijnheer Lu Huang. Het kermisbed tegen de blinde muur zou ik laten staan voor wanneer mijn opvolger ook eens een nachtje door wilde werken.
Van een paar programmeerboeken, het dartbord aan de wand en het fotolijstje met de afzonderlijke portretten van mijn ouders maakte ik een stapeltje. Steeds vaker was het over een exit strategie gegaan. Daar werden alle partijen beter van.