In deze wisselcolumn opent Fabienne Rachmadiev na lange tijd haar verhuisdozen vol boeken en geeft hen een plek in het universum.
Nu is het weer september en mijn boeken staan nog altijd onwennig naast elkaar als op een verplichte kennismakingsborrel, of een feestje met vooral veel vreemden. De Russen houden zich alleen met elkaar op - mij best. De Duitse gebonden exemplaren durfde ik niet te bezoedelen, dus die staan helemaal bovenaan in de kast, niet te krap naast elkaar… De Engelstalige literatuur is zodanig in de meerderheid dat ik haar imperialisme heb afgestraft door de boeken liggend te stapelen, op kleur gesorteerd bovendien. De dichters heb ik daarbij ontzien - ook al staat Shakespeare dikkig in het midden - en ook Henry James ligt met al z’n titels bij elkaar hoog en droog op het hout. De Franse pockets zijn een ramp en kruipen overal op en tussen, in een werkelijk onnavolgbare chaos. Over de groeiende stapel ‘net gekocht en nog niet gelezen zal ik verder zwijgen.
Afgelopen maart was het na drie jaar en zes maanden zover: ik kon mijn boeken uit hun dozen halen. In een vorig leven had ik ze tijdens een wisselvallige septembermaand ingepakt en er braaf op geschreven welke categorie erin zat: Nederlandstalige literatuur, Engelse pockets, kunstcatalogi, ‘1x lezen & dan weg’. Ik liet ze in een donkere opslag achter en vertrok met een bescheiden aantal uitverkoren boeken naar Rome, waar het in het geheel niet herfstig was, en gedachten aan die opslag, al die titels die me zo-even nog zo noodzakelijk hadden geleken, zo onontbeerlijk voor mijn welbevinden, al gauw waren verdampt in de aangename waas van zuidelijk zonlicht en ongefilterde uitlaatgassen.
De eerste ordening: het verschuiven van de boekendozen naar de ene hoek van de woonkamer en de dozen met ‘overige spullen’ naar een andere hoek. Dit bleek geen gunstig principe want de verhouding boeken:overige spullen was grofweg 5:1, dus besloot ik de kookboeken, catalogi en de doos met ‘1x lezen & dan weg’ zolang ook bij de overige spullen in te delen. Bij het uitpakken bleef ik dralen bij het weerzien met mijn kinderboeken, geschenken, al die oude bekenden die jarenlang steeds in andere steden, op andere plekken, meest ongelezen, hadden gestaan. Opgedroogde koffiekringen, boodschappenlijstjes en ansichtkaarten als bladwijzers.
Laat in de avond ging ik op de bank zitten om vanuit daar het fort te overzien. Dat stemde me zowel opgewekt als toch ook moedeloos. Hoe hier ooit een bibliotheek van te maken? Achter de stapels de kale ramen, de nieuwe buren, buiten maartse buien.
Het ordenen stagneerde, ik besloot dat het tijd was voor grover geschut en las nog eens Walter Benjamins essay waarin hij, na weer een omzwerving, zijn boeken uitpakt:
Wanneer je eenmaal naderbij de bergen dozen bent gekomen om daaruit de boeken te ontginnen en aan het daglicht - of eerder, dat van de nacht - bloot te stellen, wat een herinneringen dringen zich dan aan je op!
Veel meer dan dat hij een leidraad biedt hoe die boeken in het gareel te krijgen (‘een dialectiek tussen chaos en orde’), beschrijft hij de bijzondere band die de verzamelaar heeft met zijn objecten. Voor Benjamin vormen zijn boeken kleine mogelijkheden tot ontheffing en verlossing, maar alleen in relatie tot de individuele verzamelaar ervan. Bij al Benjamins teksten sluimert toch de wetenschap van zijn laatste tragische dagen, op de grens tussen Frankrijk en Spanje, met maar één koffer als bagage. ‘Alleen na zijn uitroeiing wordt de verzamelaar begrepen.’
Inmiddels drongen zich er weer nieuwe verplichtingen op en was het toch wel handig als mijn huis wat minder van een labyrint weg zou hebben. Daarop las ik ook George Perec zijn essay, waarin hij een overzichtelijke methode tot het sorteren van boeken uiteenzet. Hier de laatste alinea’s:
Net als de bibliothecarissen van Babel in Borges’ verhaal, die op zoek zijn naar het boek dat als sleutel zal dienen tot alle andere boeken, worden wij heen en weer geslingerd tussen de illusie van perfectie en het duizelingwekkende onbereikbare. In naam der volledigheid, willen wij geloven dat een unieke ordening bestaat die ons in een oogopslag toegang zal verlenen tot kennis; in naam van het onbereikbare houden wij onszelf voor dat orde en chaos eigenlijk een en hetzelfde woord zijn, duidend op puur toeval.
Het is ook mogelijk dat beide valstrikken zijn, trompe l’oeuils die ertoe dienen de erosie van zowel boeken als systemen te verhullen. Het is in elk geval niet gek dat daartussen onze boekenplanken van tijd tot tijd ook als geheugensteuntje dienen, als rustplaats voor de kat en als rommelkamer.
Om de strikte afbakening op taal enigszins te temperen, heb ik ondertussen een voorkeursplankje gereserveerd voor Benjamin, Perec en Kafka. Van de laatste het volgende aforisme:
Wie ein Weg im Herbst: Kaum ist er rein gekehrt, bedeckt er sich wieder mit den trockenen Blättern.
22 september 2017: op het noordelijk halfrond het begin van de astronomische herfst, de equinox, oftewel ‘gelijke nacht’. De zon staat verticaal ten opzichte van de evenaar en op het zuidelijk halfrond begint de lente. Net als tijdens de lente equinox, duurt op aarde de dag even lang als de nacht. Een etmaal ontheffing, een haast perfecte ordening, zoals ik die voor mijn boeken, toegegeven, nog altijd niet gevonden heb, maar geef me nog een half jaar.