Wortels Sporen Velden

Essay / 15.12.22

Denken vanuit de wortels

De taoïstische filosofie van eenheid en verscheidenheid

Michel Dijkstra

Verder lezen:

Dijkstra, Michel, Elementaire Deeltjes 78 Taoïsme (2022)
Ransdorp, René, Zwervend met Zhuang Zi - wegwijs in de taoïstische filosofie (2007)

De Chinese klassieker Daodejing, Het boek van de Weg en de Deugd, staat bekend als een van de meest raadselachtige teksten aller tijden. Opvallend genoeg is er in deze uit ruim tachtig gedichten bestaande bundel regelmatig sprake van het begrip ‘wortel’. Zoals in dit hoofdstuk, nummer 16, dat ik hier weergeef in de vertaling van de Nederlandse filosoof en sinoloog René Ransdorp (1944-2017):


Tracht naar de uiterste leegte. Bewaar de diepste stilte.
In het gewoel der tienduizend dingen zij aan zij, ontwaren we
een wederkeer.
De dingen woekeren; elk keert terug naar zijn wortel.
Terugkeren naar de wortel heet: stilte.
Dit is wat we terugkeer naar de bestemming noemen.
Wederkeer naar de bestemming heet: het permanente.
Het permanente kennen heet: helderheid.



Zonder alle details van deze dichtregels direct te willen analyseren is het duidelijk dat de begrippen ‘wortel’ en ‘terugkeer’ met elkaar zijn verbonden. Deze terugkeer naar de oorsprong wordt bovendien aangeduid met het begrip ‘stilte’. Ook in hoofdstuk 5 duikt het wortelconcept op, alleen dan in een andere context. Ik citeer opnieuw in de vertaling van Ransdorp:



De geest van de vallei sterft nooit;
zij wordt het mysterieuze vrouwelijke genoemd.
De poort tot het mysterieuze vrouwelijke wordt
de wortel van hemel en aarde genoemd.
Onophoudelijk houdt het zich in stand,
Hoe je het ook aanwendt, het raakt nooit uitgeput.



Uit deze regels blijkt dat het concept ‘wortel’ in de Daodejing (DDJ) moeilijk in woorden is te vatten; er wordt naar verwezen met termen als ‘mysterieus’. Tegelijkertijd lijkt dit gedicht te suggereren dat de wortels een soort altijddurende, voedende kracht hebben: het maakt niet uit hoe je het aanwendt, want ‘het raakt nooit uitgeput’. Hoe dit ook zij, het lijkt in ieder geval duidelijk dat het begrip slaat op een onzichtbare, voedende kracht.
In dit essay belicht ik het taoïstische ‘worteldenken’ met als leidraad de gedachte dat ik hier per definitie niet in slaag. Dit vanuit de basisgedachte van deze Chinese filosofie: ‘Het Dao (de Weg) dat als “Dao” aangeduid kan worden,/ is niet het permanente Dao’. Anders gezegd: alle woorden die je aan de Weg vuil maakt, raken hem niet. Wie over de Weg schrijft, doet er dan ook goed aan om, zoals over de taoïstische wijsgeer Zhuang Zi (‘Meester Zhuang’) werd beweerd, ‘met iedere nieuwe zin de voorgaande uit te wissen’.
Alvorens het vlakgum te hanteren, wil ik in ieder geval opmerken dat het ‘denken vanuit de wortels’, zoals omschreven in DDJ16 en DDJ5, een eenheidsfilosofie bevat. Eenheid betekent hier uitdrukkelijk niet dat alles een pot nat is en dat het onderscheid tussen jezelf en de ander of het andere verdwijnt, maar dat alles met elkaar verbonden is omdat het uit één bron voorkomt. Een opvatting die op zijn beurt verworteld is in het centrale begrip van de taoïstische filosofie: Dao.


Terugkeer is de beweging van Dao



DDJ16 begint met een oproep om de uiterste leegte te vinden en de diepste stilte te bewaren. Het is mogelijk om deze woorden als een meditatie-instructie te beschouwen, maar veelzeggend genoeg beschrijft de tekst nergens hoe je dit moet doen. Ik denk dan ook dat het weinig zinvol is om een taoïstische meditatiepraxis te reconstrueren op basis van ontbrekend materiaal of aan de hand van latere ontwikkelingen zoals taijiquan. In plaats daarvan loont het de moeite de tekst zelf serieus te nemen. Wees leeg en stil, dan krijg je een heldere visie op alles wat ons omringt: ‘In het gewoel der tienduizend dingen zij aan zij ontwaren we/ een wederkeer’.
Het concept ‘tienduizend dingen’ slaat op de ongehoorde diversiteit van wat er om ons heen zit. Hierbij wordt er geen principieel onderscheid gemaakt tussen mensen, dieren en objecten; dit zijn allemaal ‘dingen’. Het woord ‘tienduizend’ duidt de ontelbaarheid van deze zaken aan. Als je het Chinese begrip ‘tienduizend dingen’ met het westerse concept ‘universum’ vergelijkt, valt overigens op dat wij de nadruk op de eenheid leggen, terwijl de Chinezen juist uitgaan van de diversiteit van de werkelijkheid. Daarbij valt op dat de mens maar een van de tienduizend dingen is, een gedachte die op talloze landschapsschilderijen wordt gepresenteerd doordat mensfiguren een minimale plek innemen te midden van de hen omhullende natuur, vaak in de vorm van watervallen, rivieren, bossen en imposante, zich in de mist verliezende bergen.
DDJ16 richt zich echter niet zozeer op de rijkdom van de tienduizend dingen, maar wel op hun ‘woekeren’ en ‘terugkeer naar de wortel’. In dit ‘woelen’ en ‘woekeren’ kunnen we de expansie van de dingen zien; dit geldt vanzelfsprekend vooral voor levende wezens die groeien en op allerlei manieren steeds meer ruimte innemen. Alles wat expandeert, keert echter ook terug naar zijn wortel. De achtergrond van deze mysterieuze woorden is een van de grote uitspraken uit de DDJ over de Weg: ‘Terugkeer is de beweging van Dao’.
Hoewel de Weg principieel onbenoembaar is kun je het (ik kies hier in navolging van René Ransdorp voor het neutrum omdat Dao zowel met mannelijke als met vrouwelijke metaforen wordt omschreven en met ‘het’ blijf je hier tussenin) aanduiden als de bron van alles wat is. Op die manier slaan de begrippen ‘bron’ en ‘wortel’ op hetzelfde. Op het eerste gezicht lijkt deze terugkeer van alle dingen naar de oorsprong over de dood te gaan: onze bestemming zou dan zijn dat we sterven. Maar er is meer aan de hand. DDJ16 verbindt de beweging naar de oorsprong namelijk met het woord ‘stilte’, dat ook al in de eerste dichtregel viel en dat je, in een enigszins andere context, ook terugvindt in uitspraken als ‘Zwijgen is de meester van het spreken’. Zo lijkt het erop dat we ons nog tijdens ons leven opnieuw met de bron kunnen verbinden. In dit ‘stil’ worden ‘keren we’, paradoxaal genoeg, ‘terug naar onze bestemming’.
Wie ‘bestemming’ gelijkstelt aan het lot, komt al snel met de vraag of we volgens de DDJ wel een vrije wil hebben. Ik denk het wel, want ‘bestemming’ staat gelijk aan Dao als bron. Deze mysterieuze oorsprong wil ons niet in de boeien slaan, maar juist de ruimte geven om het natuurlijke aantal jaren dat ons gegeven is ten volle uit te leven. Dao als wortel slaat bovendien op het voedende principe dat in de dingen aanwezig blijft. Bij een boom zie je de stam en de takken, maar zij danken hun leven aan de onzichtbare wortels. In die zin is de werking van de wortel aanwezig in alle andere bestanddelen van de boom. Om je te verbinden met deze voeding lijken leegte en openheid de voorwaarden: ‘Tracht naar de uiterste leegte.’ Een gedachte die expliciet wordt verwoord in het slot van DDJ15:



Zij die deze Dao bewaren,
verlangen er niet naar vol te zijn.
Juist omdat zij er niet naar verlangen vol te zijn,
kunnen ze, wanneer ze uitgeput zijn,
zich vernieuwen.



Leegte wordt in dit vers verbonden met zelfregeneratie. De mens die zich niet opsluit in zijn beperkte en beperkende ego is in staat om de wortel te ontdekken waar vanuit alle dingen leven. Zo deelt hij in de vitaliteit van Dao, de altijd schenkende bron. Deze vernieuwingsgedachte komt nog explicieter aan bod in DDJ5.


Permanente vernieuwing: de geest van de vallei sterft nooit


Dit gedicht begint met een verwijzing naar ‘de geest van de vallei’. Het dal, dat net als de wortels de connotaties ‘laagte’ en ‘diepte’ heeft, slaat op flexibiliteit, ontvankelijkheid en het niet op de voorgrond willen treden. Geen wonder dat Lao Zi, of de geheimzinnige auteur(s) van DDJ de geest van de vallei gelijkstellen aan de vrouwelijke of yin-kracht; het zwarte vlak van het yin-yangteken. Dit ‘mysterieus vrouwelijke’ is ‘de wortel van hemel en aarde’. Met andere woorden: Dao als bron brengt niet alleen alles voort, maar blijft als voedende moeder met de tienduizend dingen verbonden.
Een beeld uit de DDJ dat bij metaforen als ‘dal’, ‘laagte’ en ‘wortels’ hoort, is water. Op het eerste gezicht lijkt water het zwakste wat er bestaat, maar Lao Zi benadrukt juist de verborgen kracht, ook wel ‘de kracht van het zachte’ genoemd. Het fundamentele beeld uit de DDJ is dat van de waterdruppel die op den duur een rotsblok splijt; het zachte overwint het harde. Een opvatting, overigens, die in onze literatuur krachtig is verwoord door Henriëtte Roland Holst (1869-1952): ‘De zachte krachten zullen zeker winnen/ in ’t eind - dit hoor ik als een innig fluistren/ in mij…’ DDJ48 zegt het zo:



De hoogste goedheid is als water.
Het goede van water bestaat hierin
dat het de tienduizend dingen
begunstigt zonder te wedijveren.
Het toeft op plaatsen die door
iedereen worden veracht.
Daarom is het dicht bij Tao.



Het gedicht over de onsterfelijke geest van de vallei benadrukt bovendien dat degene die bij de wortels blijft en zich laat voeden door de zachte kracht, nooit uitgeput raakt. Dit betekent niet dat we plotsklaps het eeuwige leven bereiken, maar wel dat we, zo lang we leven, altijd over een open, flexibele, meeresonerende houding beschikken. De dood wordt dan weer vergeleken met het harde en onbuigzame, zoals dorre takken.


Worteldenken is radicaal denken


De taoïstische filosofie over de wortels van alle dingen kun je goed omschrijven als radicaal denken. Dit woord is immers afgeleid van het Latijnse radix - wortel - dat je overigens ook terugziet in ‘radijsje’. Ik bedoel: de taoïstische filosofie probeert na te denken over mens en wereld vanuit de gedeelde oorsprong. Omdat alles uit één bron, Dao, voortkomt, zijn we onlosmakelijk met alles en iedereen verbonden; altijd. Opvallend genoeg kun je op die manier over verbinding nadenken zonder een God, goden of iet anders transcendents te introduceren: Dao is een geheim.
Bovendien toont de taoïstische wortelgedachte dat verbondenheid en verscheidenheid elkaar geenszins uitsluiten. Voortbordurend op de metaforen uit de DDJ kun je stellen dat één boom gevoed wordt door vele wortels. Een gedachte waarvoor je trouwens niet per se de Chinese filosofie in hoef te duiken, want op hun nieuwe album We (2022) zingt de Canadese indie-cultband Arcade Fire:



You and me could be we
Could be we
Are the light you can’t see
And we are the roots of the tree
And we’ve got one life
No time for division
New vision (…)



In DDJ16 en DDJ5 wordt benadrukt dat de wortelgedachte slaat op de onzichtbare voeding die we krijgen van Dao als de bron van alles en waarmee we altijd in verbinding blijven staan, zelfs al zijn we ons er niet voortdurend van bewust. Deze voeding kan verschillende dingen betekenen, van levenskracht tot creatieve en seksuele energie. Bovendien leidt het idee dat we allemaal voortkomen uit en in die zin deelhebben aan een onvatbare bron tot een basaal respect voor de ander en het andere: naast alle rollen die je speelt ben je iets dat ik fundamenteel niet kan (be)grijpen.
Volgens de taoïstische wortelmetafoor zijn we allemaal op onze eigen, unieke wijze met de onvatbare bron verbonden. Deze verworteling is onzichtbaar en mysterieus, maar uit zich ook op een andere, zichtbare manier, namelijk de ‘takken’. Omdat deze zaken samenhangen, spreekt het taoïsme ook wel over ‘wortels-en-takken’. Je kunt deze takken goed verbinden met ‘het woekeren van de tienduizend dingen’ uit DDJ16. Met andere woorden: de wereld van alle mensen, planten, dieren en dingen om ons heen. Het onderscheid tussen deze ‘dingen’ is volgens het taoïsme geenszins een illusie, maar wordt als minder absoluut ervaren als je beseft dat al deze verschillen mogelijk worden gemaakt door de ene bron. Zo kan een ‘tak’ die zich op het eerste gezicht ver van mij af bevindt, bij nader inzien toch dichter bij me staan. Voorwaarden voor zo’n inzicht zijn de aanwijzingen uit DDJ16, namelijk ‘Tracht naar de uiterste leegte’ en ‘Bewaar de diepste stilte’. Degene die niet vol is van zichzelf, zo lijkt te boodschap te zijn, is in staat om de ander of het andere te zien; degene die in staat is om stil te worden, is in staat om naar de ander of het andere te luisteren.



En bovendien:
wie zich bezint op de wortels, ziet de takken scherper.

Michel Dijkstra is onafhankelijk geleerde op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. Recent publiceerde hij bij Uitgeverij Boom Intimiteit en onthechting. Levenskunst tussen oost en west (2021) over de elkaar overlappende levensvisies van dichter Paul Celan, schrijver Clarice Lispector, componist Claude Vivier en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti. 

Meer van deze auteur