Poëzie / 15.12.24

Drie gedichten

Vuurprinses, Spin, Laconieke jeugd

Sonja Blom

Oorspronkelijk in het Engels verschenen op TUO TUO en vertaald door Frances Welling.


Vuurprinses

Een zeepaardje veranderend in een alligator in een kolos op twee voeten in een mens op vier voeten

een otter, in duikvlucht, in een dolfijn

in

een paard, dat rent, in vonken

vonken in golven en schuim.

Er was een tijd dat de wereld een oester was en ik geen mes had, een tijd dat de wereld een kerstcadeau was dat ik niet uit kon pakken – maar kon bekijken en bewonderen, schudden en naar luisteren. Mijn kamer was mijn schelp, een warme holte in de oneindige duisternis die door kaarslicht open werd gesneden. Ik sliep er dan in mijn bed en in mijn dromen dook ik in een droom en keek ik hoe de wereld eruit kon zien. Van deze periode herinner ik mijn lichaam anders, een lichaam zonder aanraking is een ander ding. Je zou het bestaan ervan kunnen gaan vergeten. Elke nacht hield slechts een dunne zilveren draad me ermee verbonden – ik verzamelde parels en reeg ze aan de draad. Tot vandaag ben ik dankbaar dat die niet is geknapt. Tot de dag van vandaag hangen de parels.

Het moment net voor ik in slaap val herinner ik me alle lichten van alle steden waar ik ooit ben geweest en gaan ze op in een kloppend monsterlijk hart, uit lava vervaardigd.






Spin

Iedere morgen word ik wakker en vang ik aan met mijn praktijk: het weven van een net. De dauw die erin blijft plakken vormt pareldraden. In elke draad weerkaatst het landschap ondersteboven. Soms kijk ik ernaar als naar een film: acht druppels voor acht ogen.
De andere dagen herinner ik me zo: een zwaar lichaam dat een matras neerdrukt. Een wens tot verandering en dan – een verandering. Deze herinneringen zijn nu als kijken naar het licht van de maan onder water, zinderend, rillend, maar gedempt, verzacht. Ik bewaar ze, stop ze in een doos die ik verzegel en in een aparte hoek van mijn geheugen gooi.
Ik balanceer nu eenvoudig over mijn net, en verwijd, verzamel iedere dag meer ruimte.






Laconieke jeugd

Een kamer die geen kamer is maar een kamer wordt omdat de mensen erin verbonden zijn door vuurpareldraden: elektriciteit schiet door het hersencircuit en steekt het hart in brand. Het is astrale projectie, het is leven op een andere planeet.

Overdag zat ik bij mijn computer en zond ik met mijn vingers de woorden naar het scherm: eet de woorden die je zendt. Liefhebben is als honger voelen en ik zal me voor altijd de smaak van de woorden herinneren. Wachtend op een brief ingepakt in een blauw licht.

Ik verlang hiernaar zoals iemand verlangt naar een plaats of een lichaam al is mijn oog het enige waar het aan voorbij kwam. Van het oog naar het hart, naar de sacrale chakra, naar de pijnappelklier. Naar de teentoppen. Hoe mis je een plek die een lint is van foto’s en tekst waar je enige verbintenis mee is dat het je hart sneller doet slaan en doet geloven dat er een plek is waar jij aan toebehoort.

Op de een of andere manier denk ik aan die plek binnenin een boomstam, het drinken van vochtige nectar, lichaamssappen, en een warm bed en iemand die je instopt en je op je voorhoofd kust. In de ochtend wakker worden en een amethistkleurige jurk aandoen en naar de oceaanbodem duiken waar je vrienden al wachten. Wanneer je een boek leest en het jou terugleest.

Ergens is er een kuil, een krater door een meteoriet gevormd, vol stroomkabels die kruipen en kussen als slangen: dit is waar wij leven.



Sonja Blom is een onderzoeker van woorden en werelden, en een helft van Kointähti (@kointaehti).

Meer van deze auteur