Cringe

Essay / 03.05.23

Het monster huilt

Over 'Whole Lotta Red' van Playboi Carti

Basje Boer

Een snerpend geluid vlecht zich door een sloom pulserende, dwingende beat. In de verte dringt een stem zich op – grommend, onverstaanbaar. Voorafgaand aan het eerste couplet spuugt de stem er snel nog een woord uit, vier keer herhaald: ‘Homicide/ Homicide/ Homicide/ Homicide.’
  De Amerikaanse rapper Playboi Carti was 24 toen in 2020 zijn tweede studioalbum uitkwam: Whole Lotta Red. Op de openingstrack ‘Rockstar Made’ herhaalt hij, na het gegromfluisterde homicide, homicide, homicide, homicide: ‘Never too much’. Hij herhaalt en herhaalt en herhaalt het: ‘Never too much/ Never too much/ Never too much.’ Dit is wat het betekent om rockstar made te zijn. Je kunt nooit te veel geld hebben, nooit te veel drugs, nooit te veel vrouwen. De herhaling is het punt. Maar aan het einde van Carti’s zinnen begint er iets te haperen, en ook zijn never’s trekken krom. ‘I don’t give a fuck,’ zegt hij, maar in zijn stem weerklinkt geen nonchalance. Wanhopig klinkt hij. Nerveus. Op de achtergrond voegt een nieuw geluid zich bij het pulseren en het snerpen: een melodie als een sirene, die rond en rond gaat. En achter Carti klinkt nog een Carti, die reageert op wat de eerste zegt.
  ‘What?’ vraagt Tweede Carti. ‘Yeah,’ zegt Tweede Carti. En: ‘Slatt.’ 1
  ‘Rockstar made,’ roept Carti. (‘What?’) ‘Rockstar made!’ (‘What?’) 2

Ik wist niet hoe Carti eruitzag toen ik Whole Lotta Red voor het eerst hoorde. Ik kende zijn gezicht alleen van de albumhoes, waarop de rapper verschijnt in witte vlakken tegen een zwarte achtergrond. Het woord “red” druipt in bloederige letters over zijn voorhoofd. Later ontdekte ik dat Carti knap is – een klassieke pretty boy met zachte ogen en rechte tanden, passend in het schoonheidsideaal. Maar Carti wil nergens in passen. Hij wil niet pleasen, hij wil ons iets anders laten zien.

  Whole Lotta Red, schreef muziekcriticus Paul A. Thompson op Pitchfork, bestaat uit “a string of barks, ad-libbed shards, and crooned melodies”. Blaffen noemt hij wat Carti doet, zijn what’s en slatt’s omschrijft hij als scherven. Maar Thompson heeft het ook over “crooning”, de zalvende zangstijl van Frank Sinatra die schuurt tegen melodrama en camp. Op Whole Lotta Red klinkt Playboi Carti niet zalvend, en zeker niet camp. Eerder prikkelt hij, daagt hij uit. Hij zoekt de grenzen op van het vervreemdende, het schurende. Als ik foto’s van Carti googel, zie ik hem grimassen trekken. Hij steekt zijn tong uit, fronst zijn wenkbrauwen. Hij maakt zijn ogen groot en blikt intens in de camera. Hij trekt zijn onderlip omlaag en laat zijn tanden zien – ze zijn bedekt met een grill. Heel bewust lijkt Carti zijn looks te verstoppen achter zijn attitude. Als een punker cultiveert hij een voorkomen dat provoceert, zelfs afschrikt, dat niet mooi is maar lelijk – en daarin zit een parallel met de manier waarop hij zijn stem gebruikt.
  Meer dan op zijn debuutalbum Die Lit (2018) wordt Playboi Carti’s stem op Whole Lotta Red vervormd. Hij klinkt zwak, fragiel. Schor en buiten adem. Zijn stem gaat omhoog, wordt klein en breekt. Zoals je zijn uiterlijk zou kunnen omschrijven als lelijk, zo kun je dat ook zeggen van zijn stem. En tegelijkertijd hoor ook ik het croonen. Want het is misschien niet zalvend wat Playboi Carti op Whole Lotta Red doet, maar het is ontegenzeggelijk emotioneel.


*


Ik aarzelde om de noten te zoeken. Ik was bang om de verkeerde te vinden, om vals te zingen. Waarom is een verkeerd akkoord aanslaan op piano of gitaar toch zoveel minder kwetsbaar dan het zingen van een valse noot? Mijn zanglerares had een tip. Koop een kazoo, zei ze. Ze had het over zo’n klein metalen pijpje, waar je niet zozeer op blaast als wel in zingt. Wat eruitkomt is een komisch bromgeluid. Ik zong in de kazoo en durfde naar noten te zoeken, melodieën uit te proberen. Ik was niet meer bang om vals te zingen. Ik vloog uit de bocht, ik drukte me uit.

Autotune, de audiosoftware die in 1996 op de markt werd gebracht door Antares Audio Technologies, was oorspronkelijk bedoeld om vocalen zo onhoorbaar mogelijk bij te sturen en recht te trekken. Om valse noten te veranderen in zuivere. Maar twee jaar later, in 1998, scoorde zangeres Cher haar grootste hit ooit met een nummer waarop autotune juist op zeer nadrukkelijke wijze te horen is. ‘Believe’ is een upbeat emancipatieliedje. ‘No matter how hard I try,’ opent Cher het nummer, ‘you keep pushing me aside.’ En dan, in de derde regel, gebeurt het. ‘And I ca-a-a-an’t break through,’ zingt Cher, en haar stem lijkt, vooral in “through”, te breken en uiteen te vallen. Ze klinkt als een glitch in een videostream, als een opgeblazen foto waarvan we alleen nog de pixels zien.
  Chers platenmaatschappij begreep er niets van. Ze droegen Cher op om de vervormingen in ‘Believe’ recht te trekken. Maar Cher wist wat ze in handen had. Ze zei: ‘Over my dead body.’


*


Het monster-zijn is de rode draad die door de teksten van Whole Lotta Red loopt. Op ‘King Vamp’ is Carti een “dark knight, bitch”, in ‘On That Time’ spelt hij: ‘D-R-A-C-O.’ Op ‘Vamp Anthem’ krijgt die vampier zijn eigen theme song: een spookachtig orgeldeuntje dat rondcirkelt in een loop, gesampeld uit Bachs ‘Toccata en Fuga in d-moll’. Maar wat is het dan dat Carti’s king vamp tot een monster maakt? Op Whole Lotta Red wordt het vampier-zijn gekoppeld aan een leven dat zich afspeelt in de nacht. In ‘Stop Breathing’ gromt Carti: ‘I’m on demon time.’ Op ‘King Vamp’ zingt hij: ‘When the sun goes down/ Yeah, it’s time to creep.’ Hij kan niet slapen, zegt hij. ‘I fly in the sky/ I got wings on my feet.’
  Slapeloosheid vlecht zich door de teksten van Whole Lotta Red, en geeft zo betekenis aan het monster. Wat is dat eigenlijk – “demon time”? Is Carti een demon die ’s nachts tevoorschijn komt? Door de lucht vliegt met vleugels aan zijn voeten? Of wordt hij zelf bezocht door demonen? Een ander terugkerend thema op Whole Lotta Red is de dood. De dood verschuilt zich in de titel zelf, hij zit Carti op de hielen. De dood houdt hem wakker als hij zou moeten slapen. ‘Ever since my brother died,’ schreeuwt hij op ‘Stop Breathing’, ‘I’ve been thinking ‘bout homicide.’ Maar wat gebeurt er als hij wel de slaap weet te vatten?
  Op ‘No Sl33p’ gaat er weer een sirene af. Hij gaat rond en rond en rond. De beat wordt aangevuld met dringende kreten: ‘What?’ ‘Bah!’ ‘Slatt!’ Dat hij het huis niet uitkomt, roept Carti. Hij kan niet alleen zijn en hij mag geen fouten maken. Hij klinkt wanhopig, bijna paranoïde. Niemand kan hij vertrouwen, iedereen is fake. Maar in het refrein klinkt hij rustiger, hij herhaalt dezelfde zin opnieuw en opnieuw. ‘When I go to sleep,’ zegt hij. Op de achtergrond blijft de sirene afgaan, maar Carti’s woorden zijn als een mantra: ‘When I go to sleep/ I dream ‘bout murder/ When I go to sleep/ I dream ‘bout murder.’
  Op ‘JumpOutTheHouse’ vertelt Carti dat hij alles heeft. Geld te over, een welgevormde vrouw, een snelle auto waar hij niet eens in rijdt. Zijn opsomming is bijna werktuigelijk, zijn stem klinkt niet trots of tevreden maar angstig en vervreemdend. ‘Jump out the house,’ herhaalt hij in het refrein met een stem die vreemd fragiel klinkt. ‘Jump out that bitch.’ Carti’s stem gaat omhoog en wordt afgeknepen. Hij mompelt, slikt zijn woorden in. Hij klinkt klein en kwetsbaar. Zoals Carti het uitspreekt klinkt “bitch” meer als “beesh”. Woorden verliezen hun betekenis, verschrompelen tot klanken. Maar juist in het krijsen, in het roepen, het uithalen, yeah, what, zit de betekenis. Juist in de leegte zit de betekenis.
  Is dit hoe je ontsnapt aan demonen – met een sprong?



*


Madonna was een van de eersten die begreep wat er zo aantrekkelijk was aan autotune, net als Radiohead. De artiesten die zich ertegen keerden, omdat autotune niet authentiek zou zijn, kwamen daar later op terug. Inmiddels trekt autotune alle liedjes recht, of juist krom. Autotune vervormt of verdraait, hoorbaar of niet. Waarom werkte het vervreemdende effect van autotune zo goed in Chers ‘Believe’?

Autotune legt nadruk op een enkel woord. Het onderstreept Beyoncés ‘I can’t believe we ma-a-a-ade it’, in ‘Apeshit’ (2018) van The Carters, haar samenwerking met echtgenoot Jay-Z. Het benadrukt het woord “girl” in ‘I’m N Luv (Wit a Stripper)’ van T-Pain en Mike Jones uit 2005: ‘I see u, gi-i-i-irl’.
  Autotune anonimiseert de zanger, zoals in ‘One More Time’ (2000) van Daft Punk. Zoals het duo zichzelf opvoert als androïden, verscholen achter maskers, zo klinkt de stem op ‘One More Time’ als iets dat voorbij het menselijke gaat.
  Autotune geeft a little something-something aan de klank van de zanger – Rihanna bijvoorbeeld, die autotune al wist te benutten toen artiesten als Beyoncé en Christina Aguilera er nog wars van waren3. Op T.I.’s feestnummer ‘Live Your Life’ en haar eigen album Good Girl Gone Bad: Reloaded (beide uit 2008) klinkt Rihanna’s stem, die van zichzelf al een aantrekkelijk blikkerige sound heeft, welhaast crispy.
Autotune zet de woorden van de zanger tussen aanhalingstekens. Autotune maakt het makkelijker om te geloven in de liefde waarover Cher zingt, plaatst haar woorden op afstand, laat ze balanceren op de grens tussen ernst en ironie.
  Autotune maakt stemmen zoet als suiker, lekker als snoep. Er is iets verleidelijks aan perfectie, al weten we dat geen mens perfect is. Maar autotune kan een stem juist ook imperfect laten klinken. Verwrongen en vervreemdend.
  Autotune zou niet authentiek zijn, en dus nep – maar wat betekent dat: nep? Alles om ons heen is verteld, geproduceerd, in scène gezet, bedacht. Is het niet juist authentiek om dat te laten horen?

De computer-feel die autotune meegaf aan Chers stem paste niet bij de tekst (een nogal willekeurig kom-voor-jezelf-op-anthem). Hij paste niet bij het imago van de zangeres (diva), noch bij de productie van het liedje (standaard radioliedje). ‘What am I supposed to do? Sit around and wait for you?’ vraagt Cher zich af, om zelf met een antwoord op de proppen te komen: ‘Well, I ca-a-a-an’t do that/ And there’s no turning back.’
  Hier paste de glitch in Chers stem wel bij: een snel groeiend internet. Het paste bij levens die zich steeds meer afspeelden online.


*


Ik scrol door mijn tijdlijn. Er is serieus nieuws, er zijn in-jokes. Er zijn memes en cries for help. Tweets van mensen worden afgewisseld door tweets van media. Vrienden volgen op vreemden. Er zijn filmpjes, gifjes, emoji. Er zijn links naar artikelen die ik bij de tabbladen op mijn telefoon voeg. Er is een bepaalde toon, hij bevindt zich ergens tussen I don’t care en mijn-leven-hangt-er-vanaf. Nieuwsberichten herhalen zich. Woorden herhalen zich. Beelden herhalen zich. Afkortingen worden op zichzelf staande woorden4. Internet bestaat uit a string of barks, ad-libbed shards, and crooned melodies. Internet is hoogst emotioneel en hoogst onaangedaan. Internet is fragmentarisch, herhalend, kort, snel. Misvormd en lelijk. Internet cultiveert verdriet, blaast alles op, valt uiteen in pixels. Het schreeuwt.
  ‘And I ca-a-a-an’t break through,’ zong Cher, en voor het eerst hoorden we hoe autotune een stem kon breken. Daarna zong ze hoe verdrietig het was dat haar geliefde bij haar wegging, en een eenlettergrepig woord werd uitgesmeerd over drie tellen: “sa-a-a-ad”.
  Op internet gebruiken we onze grootste emoties om een harnas uit te fatsoeneren. Alleen zo kunnen we kwetsbaar zijn, alleen zo kunnen we laten zien dat we verdrietig zijn – sa-a-a-ad. Doe het licht uit en je voelt je onbespied. Zet een masker op en je durft te spelen. Zing door een kazoo en je drukt je uit.


*


Zo opent Playboi Carti ‘YUNGXANHOE’, een losse track uit 2016: ‘I’m sad as fuck.’ Google “sad Carti” en je vindt memes van Carti op zijn knapst, zonder grimassen of uitgestoken tong, met getekende tranen op zijn gezicht. Verdriet is er ook op Whole Lotta Red. Er is paranoia, wanhoop, paniek. Er is het slapen en het niet kunnen slapen. Er is het dromen, het verlies van controle. Er zijn de momenten dat Carti niet voor zichzelf instaat. Op ‘Stop Breathing’ snauwt hij: ‘Bitch/ I’m out of my body/ I done lost my mind.’ Op ‘M3tamorphosis’ heeft hij het over een twilight zone, waar hij zich god waant. Wil hij de controle verliezen, of die juist behouden? ‘Ever since I met you,’ mijmert hij tegen de achtergrond van een euforische melodie op ‘Control’: ‘I’ve been losing control.’ Maar op ‘ILoveUIHateU’, een liefdesliedje dat niet euforisch maar wrang klinkt, mompelt hij bijna onverstaanbaar: ‘Don’t get too close/ Don’t get too close.’
  Is dat hoe je de controle behoudt – door afstand te houden? Is dat hoe je emoties uit de weg gaat? Dat hij sad as fuck is, zegt Carti op ‘YUNGXANHOE’, en daarna mompelt hij: ‘Xan/ Xan/ Xan/ Xan’, verwijzend naar kalmeringsmiddel Xanax. Misschien is dit de twilight zone waar Carti een god is. Op Whole Lotta Red heeft hij het over xtc, codeïne, Oxycontin. Over wiet en opium. ‘I’m so high, man,’ opent hij ‘Sky’, ‘I can’t even feel shit.’ Met kalme stem gaat hij verder: ‘I’m tryna get high/ ‘til I can’t feel nothin/ I could fall out of the sky/ And I still won’t feel nothin’.’ Maar de emotie keert terug in zijn stem als hij zegt: ‘Wake up!’

Hoe kun je het met elkaar rijmen: het voelen en het niet voelen? Het fragiele en het monsterlijke? De twilight zone en het ruwe ontwaken? Carti roept iets uit en hij neemt het terug. Hij is een demon en hij voelt zich god. Hij verstopt zich en hij toont zich. Hij draagt een masker, juist om zich te laten zien. Hij mompelt over zijn pijn, zijn woorden trekken krom. Het monster huilt.

  1. Het woord “slatt” heeft zijn herkomst in gang culture en wordt veel door rappers gebruikt. Volgens Urban Dictionary staat “slatt”, dat wordt gebruikt om een goede vriend mee aan te spreken, voor “slime love all the time”

  2. Volgens Twitter-account Hip Hop by the Numbers zegt Playboi Carti op Whole Lotta Red 713 keer “what”, waarmee het het meest gebruikte woord op het album is. Op Twitter reageert @plantsnpodcasts: ‘He be confused.’ 

  3. In 2009 liet Christina Aguilera zich door paparazzi fotograferen in een T-shirt waarop stond te lezen: ‘AUTOTUNE IS FOR PUSSIES’. 

  4. Het acroniem “lol” heeft zijn oorspronkelijke betekenis (“laughing out loud”) geheel verloren. In plaats van voor hardop lachen staat het nu voor een al dan niet ironische glimlach. 

Basje Boer (1980) is schrijver en journalist. Van haar verschenen de romans Nulversie (2019) en Bermuda (2016) en de verhalenbundel Kiestoon (2006). De essaybundel Pose: Over hoe we kijken en wie we spelen (Nijgh & Van Ditmar) wordt in het najaar van 2022 verwacht. Daarnaast schrijft ze over film en (pop)cultuur, onder meer voor De Groene Amsterdammer en De Filmkrant.

Meer van deze auteur