Redactioneel / 03.05.23
Cringe
Dossier
Cringe
Essay / 10.05.23
Van Cool Girl naar Cringe Girl
“Cringe” is misschien wel het woord dat ik—naast “vibe” en “iconisch”—het vaakst misbruik. Ik zet het in zoveel situaties en contexten in dat het aan terminale betekenisinflatie is gaan leiden. Wanneer ik de term ingeef in de zoekfunctie op de Telegram-app, krijg ik tientallen resultaten, over de meest uiteenlopende onderwerpen.
“Cringe” (of “cringy”) kan als adjectief op ongeveer alles worden toegepast, maar omdat cringe inherent sociaal is, wordt het zo goed als altijd gebruikt voor (menselijke) personen, hun handelingen en interacties, of dingen die ze hebben gemaakt of veroorzaakt. Een natuurfenomeen of een dier kan naar mijn gevoel niet cringe zijn (een gebouw dan weer wel, omdat het door mensen is ontworpen). Daarnaast kan “cringe” ook fungeren als zelfstandig naamwoord, zoals in de opmerkingen “de cringe is te groot”, “hoeveel cringe kan er toch in één mens verzameld zitten”. Dan lijkt het te duiden op een soort vage, maar niettemin onmiskenbare substantie, die kan groeien, slinken, zich in iemand opstapelen (als toxines of radioactieve deeltjes), aan een situatie kleven en ze onherroepelijk besmetten.
Zoals uit mijn chatconversaties blijkt, cringe ik de hele tijd. Ik cringe om wildvreemden, om politici, om middelmatige films, om Valentijnsacties in lokale handelszaken. Maar het hardst van al cringe ik om mezelf. In mijn afbeeldingsfolder vind ik een plaatje dat ik in 2014 de titel “cringe.png” heb gegeven, en dat de gevreesde zelf-cringe evoceert.
Ik heb geen idee of iedereen even vatbaar is voor dit affect (inzichten in dezen zijn welkom, lmk!), maar voor mij loert zelf-cringe op elk moment om de hoek, sluimert het onder de oppervlakte van elke sociale situatie, klaar om zijn gemene kop op te steken. In het leven moet je helemaal niets, zei mijn vader ooit, behalve kakken en sterven. Op dat lijstje ontbreekt mijns inziens één ding, een feit des levens dat net zo onontkoombaar is als de dood en de spijsvertering: cringen.
Dus wat is cringe? Melissa Dahl, die onderzoek deed naar awkwardness, cringe en gerelateerde affecten, schrijft dat zelf-cringe voortkomt uit een plotse bewustwording van hoe we overkomen bij anderen, en dan vooral uit de discrepantie met hoe we onszelf proberen voor te doen of hoe we onszelf percipiëren. Zelf-cringe is het pijnlijke besef dat anderen door je façade hebben gezien, dat je iets van jezelf hebt onthuld dat je voor je had willen houden—of het nu je onhandigheid is, je onwetendheid, een kwetsbare emotie of je basic muzieksmaak. In Dahls woorden is cringe een intense viscerale reactie op “an unpleasant kind of self-recognition where you suddenly see yourself through someone else’s eyes. It’s a forced moment of self-awareness, and it usually makes you cognizant of the disappointing fact that you aren’t measuring up to your own self-concept.” Het onderscheid tussen het lichamelijke zelf dat zich door de wereld beweegt, en het geleefde zelf zoals we dat in ons eigen hoofd ervaren, wordt op momenten van cringe gruwelijk duidelijk: “[y]ou can pretend that these two selves are one and the same,” schrijft Dahl, “until some kind of awkward mishap occurs and yanks you out of that fantasy. (…) suddenly you’re aware of how ridiculous you must look, and that the you walking around out there does not always do such a good job of living up to the standards of the you that exists in your imagination.”
Wanneer we om iemand anders cringen, doen we dat volgens deze interpretatie vooral wanneer we merken dat iemand zichzelf anders percipieert en/of probeert voor te doen dan die daadwerkelijk overkomt—en vooral wanneer diegene zich hier zelf niet van bewust is. Tim van Temptation Island (zie de chatberichten in afbeelding 1) was niet cringe vanwege zijn bedrog op zich—als het louter daarover ging, zou een woord als “gluiperig” of “schurkachtig” toepasselijker zijn geweest. Wat hem het epitoom van cringe maakte, was dat hij zichzelf schijnbaar zonder enig zelfbewustzijn bleef zien als een goede partner die gaf om de gevoelens van zijn vriendin, terwijl honderdduizenden kijkers glashelder konden aanschouwen met welk een grotesk, haast komisch gebrek aan empathie hij haar behandelde. Het is geen wonder dat onderstaande gif meteen online begon te circuleren: hij belichaamt de gênante, onfrisse zone waar de kloof tussen zelfperceptie en realiteit in al haar groezelige glorie zichtbaar wordt.
Een van mijn grootste nachtmerries is doorzichtig zijn. Het idee dat iemand recht door me heen zou kijken, de redeneringen, motieven, angsten en neuroses achter mijn gedragingen zien—yikes! De meesten onder ons hebben wellicht, in meer of mindere mate, in de loop van hun leven geleerd om bepaalde aspecten van hun persoonlijkheid te verbergen of maskeren—emoties te temperen of te onderdrukken, onzekerheden weg te stoppen, noden en verlangens te minimaliseren of op zijn minst in een acceptabele vorm te dwingen. Dat klinkt misschien manipulatief of inauthentiek, maar dat is het niet per se. De socioloog Erving Goffman, die de strategieën heeft bestudeerd waarmee we ons naar de buitenwereld toe proberen te voor te doen, schrijft dat die zelfpresentatie soms inderdaad erg gecalculeerd is, wanneer we bijvoorbeeld een bepaalde indruk willen wekken die het volgens onze inschatting waarschijnlijker maakt dat we van de ander een bepaalde reactie of respons zullen krijgen (op een sollicitatiegesprek, bijvoorbeeld). Net zo vaak gebeurt het echter onbewust, is het meer een automatisme dan een intentionele handeling, of proberen we niet zozeer iets specifieks van iemand gedaan te krijgen maar gewoon te voldoen aan de conventies van het milieu waartoe we behoren, met als enige doel sociale acceptatie. Er zijn duizenden motieven om de indruk die anderen van ons hebben te proberen controleren. Goffman omschrijft dit proces in termen van dramaturgie: sociale interactie omvat volgens hem altijd een element van “stagecraft” en “stage management”. We creëren een “surface of agreement” door allemaal, tot op zekere hoogte, onze diepste gevoelens te verbergen, of ze alleen maar te uiten op een manier of in een vorm die we acceptabel achten.
Soms faalt dat impression management. Je was net niet smooth genoeg om geloofwaardig met je projectie weg te komen, maar—en dit is cruciaal—anderen zijn wel getuige geweest van de mislukte poging, ze hebben in de smiezen wat je probeerde te doen. Doen alsof je gewoon geen moer geeft om wat mensen over je denken, is geen optie meer. Dit is cringe.
In mijn early twenties bereikte ik mijn (voorlopige) maximale cringe. In het hart van mijn digitale leven schuilde een grote contradictie.
Ik legde enerzijds een grote collectie aan van “no fucks given”-memes, die ik blijkbaar gebruikte om me in allerlei chatconversaties een air van onverstoorbaarheid aan te meten.
Wat me nu doet cringen, is de extreme transparantie van mijn pogingen tot stoerdoenerij; wat ik destijds cringe vond, denk ik, was simpelweg emoties, of in ieder geval het tonen ervan. Ze pasten niet in het zelfbeeld waaraan ik zo wanhopig wilde vasthouden: stoïcijns, chill, nonchalant, rock & roll, etc.—ik waande mijzelf een soort glamoureus zelfdestructieve sfinks. Tot mijn geijkte reacties op dingen die ik pijnlijk vond behoorden: “haha!”, “hahaha!”, “hahahaha!”, “no worries!” en “:D”.
Maar mijn uiterst doorzichtige 2cool2care-façade had een schaduwkant, die zichtbaar werd van zodra ik me in de anonimiteit begaf. Onder mijn eigen naam of tegenover bekenden mocht ik dan wel doen alsof iets me niets kon schelen, maar op fora en op Tumblr postte ik onder diverse pseudoniemen tranerige dagboekfragmenten over dezelfde gebeurtenissen. “Van zodra ik me door iemand afgewezen voel,” schreef mijn digitale persona PixieVomit ergens in een vlaag van zelfinzicht, “veins ik totale onverschilligheid en toon ik geen enkele emotie omdat ik mezelf niet in een positie wil plaatsen waarin ik nog kwetsbaarder ben en me blootstel aan nog meer afwijzing. Het is niet omdat het me niets kan schelen, het is omdat het me iets kan schelen en omdat het pijn doet. De persoon die die pijn heeft veroorzaakt, is de laatste op aarde aan wie ik mijn gevoelens wil tonen.” Toegeven dat iets je wat doet, dat je ergens om geeft, dat je ergens verdrietig of net enthousiast over bent, is natuurlijk akelig. Het maakt je kwetsbaar, en als je op dat moment niet veel vertrouwen hebt in je vermogen om pijn te incasseren of om te gaan met teleurstelling of schaamte, kan dat erg onveilig, haast ondraaglijk voelen. Het past bovendien niet binnen een bepaalde, enge opvatting van “cool” (stoïcijns en ongenaakbaar). En als ik destijds ergens naar aspireerde, was het wel een Cool Girl zijn.
Toen in 2012 het boek Gone Girl van Gillian Flynn uitkwam, en twee jaar later de gelijknamige verfilming door David Fincher, ging de zogenaamde Cool Girl Speech van hoofdpersonage Amy Dunne al snel viraal op websites als Tumblr.
Men always say that as the defining compliment, don’t they? She’s a cool girl. Being the Cool Girl means I am a hot, brilliant, funny woman who adores football, poker, dirty jokes, and burping, who plays video games, drinks cheap beer, loves threesomes and anal sex, and jams hot dogs and hamburgers into her mouth like she’s hosting the world’s biggest culinary gang bang while somehow maintaining a size 2, because Cool Girls are above all hot. Hot and understanding. Cool Girls never get angry; they only smile in a chagrined, loving manner and let their men do whatever they want. Go ahead, shit on me, I don’t mind, I’m the Cool Girl.
Men actually think this girl exists. Maybe they’re fooled because so many women are willing to pretend to be this girl. (…) They’re not even pretending to be the woman they want to be, they’re pretending to be the woman a man wants them to be.
Aangezien Amy een machiavellistische psychopaat is, zijn haar uitspraken (en haar wel zeer simplistische, eenzijdige manbeeld) met een korrel zout te nemen, maar niettemin legde deze passage bij het vrouwelijke publiek een vinger op een zere wonde. Ik vermoed dat veel vrouwen ooit wel eens een Cool Girl hebben proberen te zijn, hebben gecringed om hun eigen vroegere Cool Girl-gedrag, of anders een Cool Girl hebben gehaat of benijd. Leven als Cool Girl brengt complexe, lelijke gevoelens met zich mee, omdat het een mal is die vereist dat een heleboel emoties en verlangens zodanig onderdrukt worden dat ze volledig verwrongen raken. Als Cool Girl ben je niet needy of clingy, dring je nooit aan, stel je geen eisen, doe je niet moeilijk, buig je je lichaam naar de flow, neem je zo weinig mogelijk ruimte in, ben je bovenal easygoing, always down for the ride. De Cool Girl-ervaring is onlosmakelijk verbonden met cringe: op ieder moment kan je de controle verliezen, kan het masker afglijden of transparant worden. Er is niet veel voor nodig. Een ongemakkelijke emotie die opborrelt op een onbewaakt moment en voordat je er erg in hebt naar buiten sijpelt. Een gezichtsuitdrukking die je ondanks je woorden verraadt. Een dronken sms-bericht waarin je ware gevoelens naar buiten gutsen.
De momenten waarop ik, naar mijn gevoel, “te veel” had blootgegeven, waarop er een barst in de façade was verschenen, ervoer ik als extreem cringe. Maar misschien zijn het net die momenten die ik achteraf bekeken het meest koester. Tijdens die zeldzame ogenblikken leek ik iets te beseffen dat ik op andere momenten niet deed: het is oké om iets te willen (of niet te willen), om onironisch ergens een fuck om te geven.
Cringe, en dan vooral zelf-cringe, is niet aangenaam. Het brengt ongemakkelijke gevoelens van schaamte en ontoereikendheid met zich mee. Toch oefent het tegelijkertijd een perverse aantrekkingskracht uit: een verlangen om bevrijd te zijn van een verstikkend masker, om oncool, ongepolijst, imperfect te zijn.
We zijn allemaal cringe omdat we ons allemaal, zeker online, weleens cooler/sterker/ grappiger/sexier/flamboyanter proberen voor te doen dan we in ons hebben, en daar bijgevolg in falen. We hebben allemaal façades die weleens spectaculair verkruimelen. We zijn allemaal soms intens belachelijk, en dat vind ik een troostende gedachte. Gedeelde schaamte kan leiden tot empathie en compassie, ons ertoe brengen zachter te zijn voor anderen maar ook voor onszelf. “Looked at in a certain light,” schrijft Dahl, “cringing becomes a worthwhile feeling, an emotion worth exploring, not avoiding. Little humiliations can bring people together, if we let them. The ridiculous in me honors the ridiculous in you.” In een wereld waarin we continu geacht worden onszelf te optimaliseren, de beste versie van onszelf te zijn (of in ieder geval te cureren) en de competitie aan te gaan met anderen, kan cringe bevrijdend zijn, ons eraan herinneren dat iedereen maar wat aanmoddert. Voor mij vervult cringe een gelijkaardige functie als de memento mori: net als de dood is cringe iets wat we allemaal delen, iets wat een heleboel uiterlijke schijn genadeloos relativeert, iets wat onontkoombaar is en een integraal deel uitmaakt van wat het betekent om als lichaam aanwezig te zijn in de wereld. There’s a spooky skeleton inside everyone you love, zegt een vriend van me weleens; misschien is dat skelet naast eng ook best wel cringe, en hou ik net daarom des te meer van de persoon die eromheen zit.
Redactioneel / 03.05.23
Dossier
Cringe
Poëzie / 01.07.24
Dossier
Cringe
Verhaal / 11.06.24
Dossier
Cringe
Beeld & Poëzie / 07.07.23
Dossier
Cringe
Essay / 10.05.23
Dossier
Cringe
Beeldessay / 03.05.23
Dossier
Cringe
Beeld & Poëzie / 10.05.23
Dossier
Cringe
Verhaal / 28.06.23
Dossier
Cringe
Essay / 03.05.23
Dossier
Cringe
Essay / 03.05.23
Dossier
Cringe