Cringe

Poëzie / 01.07.24

Teksten van vroeger

dat wil zeggen teksten van voor 1 september 2023

Stan Frijsinger

Op 1 september 2023 kreeg Stan Frijsinger een zenuwinzinking die niemand had zien aankomen. Deze teksten schreef hij in augustus ‘23, toen hij in Brussel en de Hortus botanicus in Amsterdam verbleef.

Feiten en misverstanden rondom de Hyster J1.5 XNT
    (inclusief mogelijke anekdotes)


Dit is de afspraak: de eerste die hij ziet zal hij als eindpunt nemen, en dan zal hij de logistieke keten volgen naar de bron, alsof het een rivier betreft.

Wat we weten:
Hij is niet gelukkig maar ook nog niet arm-arm en dan valt het allemaal wel mee, nietwaar?
(vervolg:)
Hij is niet autistisch, omdat hij toen de hulpverlener de koffie bracht en zich verontschuldigde want Het apparaat is op hol geslagen, de mok dus heel vol, hij zei Ach en hij keek naar zijn horloge, Hoe lang hebben we vandaag?, terwijl, hij draagt helemaal geen polshorloge. De hulpverlener lachte niet en zei Dat was grappig, dat vind ik echt grappig.
  En dit: hij had er een kunnen huren om naar hier te komen, naar Brussel met zestien KM P H.
  Terwijl: waarom kan hij dan geen anekdotes? De anekdote die hij het vaakst opdist is een grap, een parodie, en geen goede: Ik uhm… Ik was een keer op een bruiloft,.
  Terwijl, en dit: wie anekdotes vertelt hoort bij de mensen.

Het gaat om lichtheid. Terwijl de Hyster (…) weegt 2971 KG ha ha! (H. H.!)

Anekdote: die keer dat ze de boekhandel (waar hij werkt) belden en vroegen Of ze konden helpen, ze zagen in hun systemen dat er meermaals tussen hun modellen gekeken was en Marleen, lieve arme Marleen, had geen idee Maar ons magazijn is in elk geval niet heel erg groot hoor. Terwijl: dat is fokking illegaal! (H. H. H. H. H. H.!)

Anekdote: over straat lopen. De achterkant van een heftruck zien. Geloven dat dit zover is, dat het nu moet, dat het begint terwijl je onderweg bent naar de Kruitvat, de andere Kruitvat, niet die tegenover de boekhandel, om daar een zwangerschapstest (eigen merk) te kopen, à vijf euro, vier negenennegentig, aldus het prijskaartje, bij een zelfscankassa vijf euro dertig af te rekenen, weg te lopen, om te draaien, een medewerker te zoeken, tegen de medewerker te zeggen dat de zwangerschapstesten eigen merk verkeerd geprijsd zijn, te weigeren het verschil contant terug te krijgen, tot twee keer toe, te mompelen dat het je om de volgende te doen was, maar als je het apparaat passeert te zien dat dit geen heftruck is, dat lijkt alleen van achteren zo, maar dit is een graafmachine zonder opzetstuk eraan, waardoor je voelt dat je eigenlijk al die tijd al misselijk was.

Wakker in de hortus.
Dertig uur op in de hortus. Je kijkt naar een knie vol vliegen en bedenkt een das, maar net op dat moment lacht het mooie meisje naar je.

Zestig uur op in de hortus. Je rent rondjes in de hortus. Om het uur draai je om: van oplopende luchtvochtigheid naar aflopende luchtvochtigheid. Elke cactus deint, geen burcht in zicht.

Negentig uur op in de hortus. Het mooie meisje op het bankje. Ze lachte en nu is de boom groot, de varen groen. Je staat bij de Grote Veldbies en spreekt voorbijgangers aan: “Dát is een grote Veldbies,” schreeuw je.

Honderdtwintig uur op in de hortus. Een record. Je hoort iemand bellen en roepen dat een wasbeer niets uit zal halen.

Honderdvijftig uur op in de hortus. Nieuw record. Je wordt wakker op de bank bij de palmbomen. Een das lacht je toe. De hortus schudt je de hand en biedt je een pijpje opium aan.

Wakker blijven
Fietsen.
Wakker blijven.
Zo verstrijken
tijd en afstand
als vanzelf.

Slaap je?
Wakker blijven.
In de bosjes plassen.
In de bosjes poepen.
Slaap je?
Ik heb een hert gezien
in het duister.
Het was een groot
hert en ook een
geel hert.
Het stond op de weg.
Ik sloot mijn ogen.
Ik had een hert gezien
in het duister.


Schets
van het hert:

Maar zo voelde het niet!


Hoe voelde het wel?


Ik fietste veertig
uur op veertig uur
op de fiets. Tijd:
veertig uur. Afstand ook.


Zo moet je dat zien.


Kou. Mist. En dan: een
hert.


Ik probeer maar wat.
Ik zit in een botanische tuin
en ik probeer maar wat,
terwijl, sukkel, er groeit hier
van alles!
Denk lsd denk papaver denk opium.
Want dat wil je toch, opium denken?


zegt het hert
groot hert geel hert zie schets.


Zegt het is donker hier.


Daarom ben ik hier.


Groot hert.
Had ik al gezegd dat het hert geel was?
Oh ja, de schets.


Marieke, Maria Barnas,
vraagt het hert,
hoe schrijf je een gedicht?


Wim Helsens hert
meets Jonathan Griffioens
slaaptekort. Ziet u hoe ik de boel
weer eens op scherp zet?


zegt het hert.


Een das. Ergens in
deze aantekeningen zit nog
een das.


Kou? Geen probleem!


Hert groot hert geel hert
met sjaal. Gele sjaal.

origin story


meester V.   Ik vertel je dit, Guillermo, en hoop op tijd te zijn.

     G.   Wat is het, meester?

meester V.   Luister goed: een beeld moet ook een achterkant hebben.

(stilte.)

     G.   Dank u, meester.

meester V.   Je begrijpt het niet, Guillermo. Kijk me aan. Kijk me aan, Guillermo… Voor elke Napoleon ook een paardenreet.

G. (V.O.)    Toen pas begreep ik wat Meester Valencininiano mij probeerde te vertellen. De volgende dag heb ik mijn beitel bij hem ingeleverd, hem bedankt voor zijn wijze raad, en ben ik de heuvels in getrokken. Vijftien jaar later pas kwam ik terug in de bewoonde wereld als de man die jullie kennen: Guillermo Vittorio, strak in pak, tuinarchitect.




bank, park, Brussel

Hier zitten we dan, jij en ik, al lig je. Als je zou opkijken zouden onze blikken elkaar vast en zeker kruisen. Jij slaapt. Niets aan te doen, geen roep, jij vaste slaper, mijn Guillermo. Met je ogen dicht blijft je bespaard aan te zien hoe er een stad gebouwd werd aan de voorkant van jouw hoge tuin, je rechte paden geknikt in een hoek van twintig graden, alles nu top down wat bottom up moest zijn geweest, het uitzicht van de onderkant kapot. Guillermo, ze kunnen hier niets goed, en jij slaapt. Je hebt de tuin zo gemaakt dat ik dat zie, en niets anders. Ik heb wel rondgekeken voor ik plaatsnam, wees niet bang, lieve slapende Guillermo, ik heb de rozen gezien en de holen waar de mussen paren in de buxushagen, welke lichten welke delen ‘s nachts doen stralen en waar je openbare prullenbakken hebt bedacht. Ik heb gezien dat hier negen muzen staan, Guillermo, in reliëf en zonder achterkant, en dat er water is, waar jij van houdt, dat men niet ziet maar ruikt en hoort. Zo zie ik je werk, en jou in dat werk, en jou, slapende Guillermo. Droom je? Of heb je slechts je ogen toe? Wij weten allebei dat dat genoeg is. Maar hoor je me? Als ik schreeuw, hoor je me dan? En als je me hoort, zou je dan een teken geven, onder je hoofd één hand vandaan? Wees toch gerust, Guillermo, ik schreeuw niet echt, mij ken je toch? Ik zit hier stil. Ik zie aan je, Guillermo, die bank heb je voor jou bedacht.

Stan Frijsinger (1998) schrijft en maakt theater. In zijn werk wordt fictie werkelijkheid en vorm inhoud. Hij studeerde in 2022 af van creative writing ArtEZ met een theateressay over aandachtskapitalisme en woede. In 2023 werd hij geselecteerd voor het Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds. Hij is de manager van Niet Stan Frijsinger, voor wie hij fans zoekt.

Meer van deze auteur