Blauwen

Verhaal / 21.06.24

Göğermek

Marit Pilage

Stef Hulskamp

Toen ik geboren werd waren mijn ogen blauw. Later werden ze groen. Onder Turkse volkeren, in de tijd voor de Islam, bestond het woord gök dat zowel blauw als groen betekent, of letterlijk: hemel, lucht. Een wereld waarin de lucht ook groen is en de bomen ook blauw. Met mavi-yeşil gözler kijk ik van de groene hemel naar het blauwe brood op het kleed waar ik op zit. De kleur van het brood klopt in geen enkel kleursysteem – denk ik – dus gooi ik het weg.

In mijn familie ben ik de enige met groene ogen. Blijkbaar kan zoiets gebeuren als blauw en bruin samenkomen. Ik mis de diepte die ik in mijn oma’s ogen vond als ik naar mezelf kijk. In mijn nachtmerries lagen nazar boncuğu schotelgroot in mijn oogkassen. De wereld die ik erdoorheen zag vervormd als door blauw bubbelglas. Als dromen werkelijkheid kunnen worden, waarom nachtmerries dan niet?

Een waas over de wereld. Blauwe waas. Ik kijk Derek Jarmans Blue nog steeds elke maand. Hij vertelt over zijn ziekte en ik zie alleen maar blauw. Hoor een stem zonder lichaam blauw. Even blauw als jouw ogen toen je zei dat je het niet erg vond. Je begroef je droom van een gezin onder de aarde voor mij en ik ging weg. Een rottende zaad. Maar Jarman zag enkel blauw en bleef, hij begon een tuin. Op een begraafplaats kunnen ook dingen groeien. Misschien.

Stef Hulskamp

Ik sla Modern Nature open en lees over de kale grond van Jarmans huis aan de kust van Dungeness. Tussen de windvlagen en zoutsproei liet hij dingen groeien na zijn hiv-diagnose. Hij zag enkel blauw maar begon een tuin. Als de grashalsbandparkiet in de boom voor me blauw was, zou ik mezelf dan anders zien? En waarom daar stoppen – als rood paars was en geel roze als bruin oranje was en violet zichtbaar, wat zou er dan nog meer kunnen?

Zoals in elke taal heeft het Turks een woord voor de onmogelijkheid je voort te planten, voor landbouwgrond die niks oplevert, voor geen deling, voor steriliteit en, metaforisch, voor onbekwaamheid, nutteloosheid, onbruikbaarheid. Kısır. De staat van onvruchtbaar zijn: kısırlık, ook wel gebruikt om inefficiëntie mee aan te geven. Vergeleken met çocuksuzluk – kinderloosheid, veelal zelfverkozen – heeft het woord een negatieve betekenis. Het lichaam een nutteloos stuk grond dat niks voortbrengt. Ik lach. Scheur kleine stukjes van de pagina’s van Modern Nature en rol ze tot balletjes tussen mijn vingers. Compost.

De grond van het volkstuintje van mijn opa is gortdroog Kluiten lichtbruine aarde. Ik koop een hark, een gieter, een spade, een emmer, een compoststarter, een vernevelaar, een tweedehands editie van Groot praktisch tuinboek: Bloemen en planten in huis en tuin, een onkruidwieder, gaas en stro, een overdreven breedgerande hoed want dat hoort. Mijn vingers steek ik tot mijn knokkels in de grond, met mijn vlakke hand klop ik zaadjes liefdevol toe. Ik giet en wied tot het bruin paars is en oranje en blauw en rood en groen en wit, violette glans in de druppels aan mijn vingertoppen. Ik bekijk het resultaat door mijn nieuwe zonnebril. De glazen maken de veelkleurige wildgroei blauw maar niet monotoon. Göğermek, het overgaan in de kleur van de hemel. Met een plantenschaar knip ik een boeket om aan iemand te geven die ik nog moet ontmoeten.

Stef Hulskamp

De bloemkopjes over de rand van mijn fietsmand bungelen blauw. Scherp hoog gelach. Op mijn heuvel zit vandaag een koppel. Hun kind – twee, drie, op welke leeftijd leert een kind lopen? – rentvalt van het heuveltje af. De ouders staan om beurten op, geven het plastic prosecco glas aan de ander en renstruikelen het kind achterna. Elke vijf minuten opnieuw. Deze keer mijn kant op. Mavi-yeşil gözler hangen een paar tellen in de lucht voor die van mij als het lijfje voor mijn gezicht opgetild wordt. Reflexmatig trek ik de lichtstblauwe bloemen van tussen mijn boeket en vlecht een hoofdtooi, plaats het boven op het hoofdje. De ouder lacht, nodigt me uit voor een glas prosecco dat ik te snel wegslik, prik in mijn neus. Ik proest blauwe bubbels over de grond aan mijn voeten. Kleine bloempjes springen op tussen de grassprieten.


Stef Hulskamp maakt fotoseries, soms met tekst soms zonder foto’s.

Marit Pilage (1998) studeerde Kunstgeschiedenis en Literary Studies en stelt sindsdien culturele programma’s samen voor verschillende platforms en podia. In haar vrije tijd doet ze aan amateurtheater en schrijft ze korte verhalen en essays die o.a. in de Nederlandse Boekengids, Hard//hoofd, Tijdschrift Ei en Seizoenszine verschenen.

Meer van deze auteur