Lopende zaken 2020

Verhaal / 02.03.20

Ze hebben ons ontdekt

Bart Smout

1

De vrouw loopt door het bos. Ze is al uren onderweg. Op de grond ligt een dikke laag sneeuw. De vrouw denkt: nog even en ik word een sneeuwpop. Haar neus ziet rood, haar benen zijn verkrampt, lopen doet pijn.

Daar! Een houten huis waar licht achter de ramen brandt. De vrouw loopt erop af. In het huis zitten mannen aan ronde tafels. Ze kaarten en kijken niet om als de deur dichtvalt en de vrouw met haar hakken op de tegelvloer tikt. Aan een verlaten tafel, in een hoek van de ruimte, slaat ze de sneeuw van haar jas.

De vrouw wil niet in het houten huis zijn. De vrouw wil ook niet in het bos zijn. Ze zegt tegen zichzelf: ik zal gelukkig geen sneeuwpop worden. Ze kijkt naar de kaartende mannen en denkt: maar wat dan wel?

Vere van der Veen

2

Het enige geluid komt van de televisie boven de bar. Stem van een reporter, explosies, gehuil en geschreeuw.

De bar is onbemand en leeg. Geen biertap, geen espressomachine, niks. De vrouw probeert warmte in haar lichaam te wrijven. Als ze hoest legt een van de mannen zijn kaarten neer. Twee gitzwarte ogen kijken haar nieuwsgierig aan.

Langzaam leggen de andere mannen hun kaarten neer en draaien zich naar de vrouw toe. Aandachtig bekijken ze haar. De vrouw stopt met wrijven. Ze legt haar handen in haar schoot.

Een van de mannen schuift zijn stoel naar achteren en komt overeind. Met afgemeten passen loopt hij op de vrouw af. Als hij vlakbij is, draait een andere man zich abrupt om en wijst naar de televisie. ‘Kijk!’

3

Een reporter staat tussen de bomen voor een dode wolf in de sneeuw. Hij houdt een microfoon vast. De reporter zegt: ‘Vandaag is de jacht op de wolven officieel geopend en de eerste exemplaren zijn al afgeschoten. De overheid ziet het inzetten van jagers als de enige oplossing voor het wolvenoverschot in dit bosrijke gebied. Het afgelopen jaar richtten de wolven op grote schaal vernielingen aan en zorgden ze voor onrust en angst bij de lokale bewoners.’

Als een koor dat het publiek toezingt staan de mannen eensgezind in een halve cirkel om de televisie. Ze kijken bezorgd. Krakende voetstappen op de veranda zorgen ervoor dat de bezorgdheid omslaat in paniek.

‘Ze hebben ons ontdekt!’ schreeuwt een van de mannen, terwijl hij naar de bar rent om zich daarachter te verschuilen. Glas valt in duizend tranen uit de ramen als kogels het huisje doorzeven. Grommend en huilend sterven de mannen. Ze klauwen en happen in de lucht, alsof ze zich willen vastbijten in het leven dat uit hen vloeit. Geur van zwavel en buskruit drijft door de kapotgeschoten ramen het huisje binnen.

De vrouw klimt door het toiletvenster naar buiten en verdwijnt in het bos. Ze wordt niet teruggevonden. Jagers volgen nog dagenlang de hoefsporen die ze achterlaat in de sneeuw.

Bart Smout (1983) studeerde Literatuurwetenschappen in Utrecht. Zijn gedichten en proza verschenen onder meer in De Optimist, Hard/Hoofd en Tijdschrift Ei. In september 2019 verscheen zijn roman De geboorte van schuld bij Uitgeverij De Geus.

Meer van deze auteur