1.


geur van brandhout,
spullen van veldwerkers,


in de deuropening sta ik.






2.


houd me
grenzeloos was ik


warm (bij zon
en kopvliegen


in werkelijkheid, geest die


bleke boogbrug, een vaag vergeten was ik


























tot mijn kamer leeg is en weer op orde wordt gebracht.






3.


binnen de rand
van de gewenste akker


staan wijnstokken
alle kanten op


waar nu ?
boven mij


klimt de zon


traag op tot een zo
ver mogelijke zuil


























(middaghoogte komt






4.


‘en ik heb er geen vertrouwen in
‘en ik heb de overblijfselen gezien


























(en ze brachten
en sleepten het lichaam
door de poort naar buiten.






5.


en de vogels zullen


en de vogels verzamel-
en zich en van
de hemel


en vergasten zich.






6.


geest
die ik


zo ver
achter


en ik houd,






7.


,eens in een lege voorkamer
op een stoel, tegen de achterste muur.


je kijkt op :


(afwezig, hoe zien we






8.


vanaf een paardenwagen


onder regelmatige hoefslag, nu


naast me


duistert in


schuren links en rechts,
akkers waar de oogst al vanaf




je zegt ‘je kijkt zo afwezig’