Not Only Fans

Verhaal / 17.04.25

KATRIEN

LJ De Brouwer

Katrien van Siena. Dokter van de Kerk. Patroonheilige van gans Europa. Haar vader verft lakens. Haar moeder is dichter. ‘s Avonds. Als al het huishoudelijk werk gedaan is. Geboren op 25 maart 1347. Tijdens de vasten. Een tweeling. Prematuur. Haar zus Johanna sterft kort na de geboorte. Op een morgen ligt Katrientje niet in haar bed. Alarm. Ze vinden haar uren later in het atelier van haar vader. Ze zit onder de verf. Ziet eruit als een regenboog. Ze straalt. Men noemt haar Euphrosyne. Naar de Griekse godin van de vreugde. Ze speelt in de heuvels rond Siena. Komt met plakkerige handen en lichte buikpijn ‘s avonds weer thuis. Perentijd. Ze houdt ervan om te rennen en te rennen. Te rennen tot ze omvalt en de bomen om haar heen beginnen te draaien. Ze ontvangt haar eerste visioen. Christus tronend in glorie tussen Petrus, Paulus en Johannes. Een lichtstraal uit de hemel valt recht op haar gezicht. Uitverkoren. Ze verzwijgt het visioen. Ze staart urenlang naar een schilderij van de ongelovige Thomas met zijn vinger in Christus’ wonde. Ze betast haar eigen lichaam. Nieuwsgierig. Op haar zevende beslist Katrientje dat ze haar hele leven aan God wil wijden. En noem me Katrien, alsjeblieft.

Nachttrein Antwerpen-Berlijn. Ik drink een biertje, terwijl ik wacht op het perron. Half-uurtje vertraging. Mensen kijken geërgerd. Ik ben uitgeput. Het thuisfront zuigt me altijd leeg. Familie. Verleden. Je wil wel. Je wil wel lief zijn. Je kan het. En dan ben je op. De trein komt. Hopelijk is mijn compartiment niet te vol. Veel gekraak en gepiep. Die treinstellen hebben ze ergens in de jaren zeventig gevonden. Nu ja. Rolt ook. Wagon achttien. Niet te vinden. Alles door elkaar. Veel paniek op het perron. Vriendelijke conducteur helpt me. Ik voeg me bij de armoedzaaiers die geen bed kunnen betalen. Gelukkig de armen, zegt Lucas, want hun behoort het koninkrijk der hemelen. Bij Mattheüs staat er: gelukkig de armen van geest. Misschien accurater. Whatever. Ik vind mijn cabine. Twee mensen. Hallo. Wil je een slok wijn, vraagt een geblondeerde en getatoeëerde persoon aan het raam. Nee dank u, heb nog bier. Santé. We babbelen. De andere persoon zet een koptelefoon op. Noise cancelling. De trein rijdt door een zomers Nederland. Alles groen. Overal water. Overal vredige, liefdevolle wandelaars met hond. En Jezus feestte met de zondaars en de tollenaars. Zullen we een sigaret roken in het toilet? Ze grabbelt in haar broekzak. Biedt me een pakje aan. Ok. We gaan naar binnen. Bruine strepen op blinkend metaal. Ik doe de bril naar beneden. Geur valt wel mee. De deur kan niet op slot. Nu ja. We roken uit het raam. Zitten dicht bij elkaar. Korte aanrakingen. Sorry. Alles goed. Opwindend. Staan hier zware boetes op? De deur gaat open. We schrikken. Ah haha, roept een roodharige persoon uit. Wat voor een lollige trein. Daarnet zat ik vast op het toilet en moest ik schreeuwen om eruit te geraken. Kunnen jullie even plaatsmaken? Het is dringend. Heb mijn regels. Natuurlijk. We duwen onze sigaret uit. Verlaten de cabine. Wachten voor de deur. De persoon komt naar buiten. Goeie reis nog. Bedankt. We gaan weer naar binnen. Roken verder. Ik voel me niet helemaal op mijn gemak. Ben te moe om het me echt aan te trekken. Is het ok als ik even plas? Ik knik. Maak aanstalten het toilet te verlaten. Nee, rook rustig verder. Heb daar geen last van. Ok. Ze trekt haar broek uit. Geklater. Zullen we nog eentje drinken?

Op een dag besluit Katrien een heremiet te worden. Ze neemt een stukje brood en vestigt zich in de grot achter het huis van haar zus. Een lege plek om te blijven. Een hele dag wacht ze op het moment dat Jezus zijn licht weer op haar zou werpen. Hij komt niet. Ze verleidt hem. Maakt zich mooi. Bidt de liefste gebeden. Ze wrijft haar dijen tezamen. Lang. Steeds intenser. Tot. Tot. Ze zweeft. Het werk van de duivel? Ze keert terug naar huis. Laat. Ze krijgt een pak slaag van haar moeder. Geen probleem. Ze kastijdt zich verder in haar kamer. Kom, Jezus, kom, ik wacht. Ze snijdt in haar armen. Valt flauw. Haar moeder dwingt Katrien bij haar te komen slapen. Geen eigen kamer meer. Heeft ze niet nodig. Ze maakt een cel voor Jezus in haar lijf. Een plooi in de rots waar hij als een duif in huizen kan. Ze bidt en bidt. Ze zwijgt. Drie jaar lang. Praat slechts bij de biecht.

Ze haalt een paar biertjes bij de bar. We luisteren muziek terwijl we met onze kop door het raam de zon boven Nederland zien ondergaan. We worden dronken. Ik voel vaak helemaal niets. Alles wordt zwart. Alsof ik in de kleerkast van mijn ouders zit. De leegte voelt geborgen. Maar zo leeg. Zo eenzaam. Ik luister. Wanneer een onreine geest iemand verlaten heeft, doolt hij rond door dorre streken, op zoek naar rust. Vindt hij die niet, dan zegt hij: ik ga terug naar mijn huis. Ik wil meer roken. Geen zin om terug naar het toilet te gaan. We zitten onder het raam in de fietsstelplaats. Hier storen we niemand. We kussen. We zwaaien naar de mensen op het avondlijke perron in Deventer. Ze kijkt me aan. Blij. Ik woon in een squat in Berlijn. Queerfeministisch. Binnen twee weken keer ik terug naar Athene. Na zes jaar. Er moest iets veranderen. Ik zit zo vast. Zo vast. Ik glimlach verlegen. Waarom? Kus me. Ok. Ze werpt zich op me nog voor ik een beweging kan maken. Ik ontvang haar voorzichtig. Lippen gesloten. Komaan. Komaan! Wees niet verlegen, kom, dans met mij. Hij zei tegen hem: volg mij. Hij stond op en volgde Hem. We dansen. Il cobra non è un serpente. Lilith werd verbannen uit de tuin van Eden omdat ze Adam niet gehoorzaamde. Ik wil dat je me neukt.

Met zestien snijdt Katrien haar lange krullen af. Haar moeder is woedend. Zo kan je niet uitgehuwelijkt worden. Trots trotseert Katrien de straat. Bros. Broos. Krachtig. Ze kan alles. Ze helpt armen. Verzorgt zieken. Ze zal niet trouwen. Ze zal geen non worden. Ze zal zichzelf zijn. Katrien. Trien. Van Siena. Haar ouders plooien. Ze krijgt haar kamer terug. Zodat je je er zoveel kan kastijden als je wil. Katrien doet haar zin. Geeft al haar eten weg. Krijgt visioenen. Vreetbuien. Kotsen. Extase. Zich in een kast verstoppen. Euforisch de straat claimen. Katrien is een heilige, zeggen sommigen. Katrien is een gevaarlijke gekkin zeggen anderen. Haar biograaf en biechtvader Raymond van Capua twijfelt zelf ook weleens. Houdt ze me voor de gek? Tijdens dat visioen gisteren zag ik ze plots even opkijken. Een vlieg van haar gezicht slaan. Een vrouw. Ze is een vrouw. Eva was een vrouw. En Lilith. Denk niet aan Lilith. Hij voelt aan zijn kruis. Denk aan de maagd. Montje zit dwaas in het haardvuur te staren. Vertwijfeld. Hij krijgt een visioen. Het gezicht van Katrien verschijnt in het vuur. Geleidelijk aan groeit het een baard. De trekken worden scherper. Het gezicht van Christus. Opgelucht gaat hij slapen.

Ik lach. Hoe weet je dat ik een piemel heb? Stilte. Je hebt een stoppelbaardje. En ik zie de erectie in je broek. Haha. Waar? Wat waar? Waar zullen we seks hebben? Onze cabine is niet vrij. Hmm. Het toilet is onaangenaam. De wagon is redelijk leeg. Laat ons een vrije cabine zoeken. We zoeken. Alles op slot. Uiteindelijk vinden we er één met een kleine opening in de wand. Net groot genoeg om door te kunnen kruipen. Daarom zeg Ik jullie: alles waar jullie om bidden en vragen, geloof dat je het al ontvangen hebt, en je zult het krijgen. We gaan binnen. Haha. Een sekshol! Ze trekt haar broek af. Komaan! Ik twijfel enkele seconden. Ik ben de condooms vergeten. Ik kruip weer door het gat. Mijn lul schuurt over de vloer. Aangenaam. Haal twee condooms uit mijn valies. Kruip weer naar binnen. Ze wacht me op met haar benen open. Wrijft over haar clitoris. Ik wil naar haar toe kruipen om haar te kussen. Haar te beffen. Ze duwt me weg. Doe een condoom om. Ok. Neuk me. Ik wil dat je me neukt. Hard. Lang. Stevig. Geil. Dit is geil. Wat als ik te vroeg kom? Niet te veel denken. Ge hebt genoeg gedronken. Dat moet helpen. Ik ga tussen haar benen zitten. Glijd makkelijk binnen. Ik neuk. Eerst voorzichtig. Komaan! Hard heb ik gezegd. Ik versnel. Stoot met kracht uit mijn bekken. Laat niet mijn wil, maar uw wil geschieden. Ze kreunt. Luid. Erg luid. Haar gekreun maakt me geil. Geiler. Niet te snel komen. Controle bewaren. Bewegingen afwisselen. Ze wisselt positie. Elke beweging brengt me dichter bij de rand. Ik wissel naar tragere stoten. Harde trage stoten. Haar gekreun volgt mijn ritme. Ik kijk uit het raam. Zie de lichtjes van dorpjes voorbij glijden. Zouden we al in Duitsland zijn? Nu ga ik echt bijna komen. Ik wissel van houding. Ze kreunt luider. Ja daar. Ik grijp naar haar polsen. Voel de littekens. Stigmata. Iemand loopt voorbij op de gang. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven. Ik ben op de rand. Wil nog niet komen. Ik trek me terug. Net op tijd. Toch niet. Onan wist dat dit zaad niet van hem zou zijn, daarom liet hij, telkens als hij met de vrouw van zijn broer samen was, het zaad op de grond verloren gaan. Zijn gedrag was slecht in de ogen van de Heer, zodat deze ook hem liet sterven.

Katrien menstrueert niet. Katrien behandelt haar ouders als vreemden. Mijn echte familie is in de hemel. Katrien heeft geen borsten. Op straat twijfelt men. Een man? Een vrouw? Een eunuch misschien, fluistert een handelsreiziger die weleens in Byzantium komt. Of misschien is ze als de heilige Euphrosyne van Alexandrië die zich als man verklede om monnik te kunnen worden. Geroddel. Geroep. Katrien verzorgt een vrouw met kanker. Ze walgt van de zweren op haar borst. Ze walgt van haar walging. Ze neemt een kommetje, vangt de etter en drinkt het op. Die avond verschijnt Christus. Hij biedt haar zijn wond aan. Om uit te drinken. De extase. De spanning. De rust. Ze gaat zitten. Dicteert aan haar leerling. We kunnen ons slechts voeden met de melk van de goddelijke barmhartigheid. Zo moeten we ons tot Christus verhouden: we hangen onszelf aan Zijn borsten, onze bron van barmhartigheid, en door Zijn vlees heen worden we gevoed. Christus is onze echte moeder. Uit wie we elke dag weer geboren worden. Katrien trouwt met haar moeder. Het mystieke huwelijk. Als trouwring ontvangt Trien de voorhuid van Christus. Past perfect om haar vinger. Toen voelde ze zo’n groot plezier voor zo’n lange tijd dat ze haar lichaam vergat. En toch. Dorst. Meer dorst.

Waarom stop je? Ik ben gekomen. En dan? Ik moet even recupereren. Ik doe het condoom uit. Ze kijkt me ontgoocheld aan. Ik streel de littekens op haar binnenarm. Kietelt. We roken een sigaretje. Het is toch nog niet voorbij? Ze speelt met mijn lul. Had ik maar een dildo bij. Betrouwbaar speelgoed. Kom, neuk me. Wil je niet iets anders doen? Ik zou je kunnen beffen, of vingeren? Nee. Ik wil dat je me neukt tot ik verdwijn. Ik wil dat je me neukt tot ik in duizend stukken uiteen val. En dan wil ik dat je me verder neukt tot het weer ongeveer tezamen plakt. Anders. Wil je dat voor me doen? Ik kan het proberen. Eerst een erectie krijgen. Ik frummel aan mijn piemel. Niet te veel denken. Niet te veel denken. Het lukt. Ik doe nog een condoom aan. Ik voel me rustig. We vinden elkaar. Zoeken posities. Aanraakpunten. De trein rijdt verder. Geeft het ritme aan. De wind waait wild. De zuiger is met een drijfstang verbonden met een kruk op een wiel, waardoor de heen-en-weergaande beweging van de zuiger wordt omgezet in een draaiende beweging. Ik kom opnieuw. We komen tezamen. Ik lig uit te hijgen op haar. Doe het condoom af. Ze glimlacht. Dat was goed. Vond je ook? Ja. Ik voel me opgelucht. Leeg. Slaperig. Doe even mijn ogen toe. Ze streelt mijn onderbuik. Ik wil meer. Ik kijk op. Wat? Ik wil meer. Meer wat? Je weet wel wat.

Katrien houdt preken. De ziel kan niet zonder het lijf bestaan. Net als de mens niet zonder God. Ze zijn één. Één en ondeelbaar. Als de heilige kerk. De heilige kerk is echter niet zo één en ondeelbaar. Onlusten breken uit. Oorlog. Een nieuw schisma hangt in de lucht. Katrien heeft een reputatie. Ze is een heilige vrouw. Ze trekt de wijde wereld in. Een groep mensen volgt haar. Haar apostelen. Ze roept op tot een nieuwe kruistocht. Ze droomt van het heilige land. Golgotha. Ze heeft visioenen van schedels die over heuvels rollen. Zwijnen die zich in water storten. Ze ontvangt de stigmata. Alleen. Ze bloedt. Ze voelt hoe de nagels zich door haar lijf boren. Ze lijdt. Ze ijlt. En al het water dat in de Nijl was, werd in bloed veranderd. Ze geniet. Een leerlinge komt de kamer binnen. Streelt haar armen. Haar voeten. De wond aan haar borst. Johannes. Johanna. Blijf wakker. Bid voor me. Johanna valt in slaap. Lig je daar nu nog steeds te slapen? En dat terwijl het ogenblik nabij is dat de mensendochter aan de zondaars wordt overgeleverd. Sta op en laten we gaan. Hij die me uitlevert, is vlakbij.

Ik probeer haar te kussen. Ze weert me af. Ik twijfel. Misschien kan ik je vingeren? Ze kijkt me speels aan. Ik vinger haar. Ze leunt naar me toe en steekt een tong in mijn rechteroor. Ze fluistert. Je moet net zoveel als ik komen. Als je erin slaagt zoals mij te worden, dan zal je nooit meer moeten stoppen met komen. Nooit meer. Ik kan niet meer, antwoord ik. Echt waar. Afkeurende blik. Ik ben een piemelmens. Ik ben gekomen. Het is tijd om mijn roes uit te slapen. Pas op! Ze lacht. Als je slaapt, komt Delilah je haar afsnijden. Als je geluk hebt. Bij Judith is het je kop. Ze opent haar benen. Kijkt me ondeugend aan. Ik wil dat je me neukt zoals de queer die je eruitziet het zou doen. Op zoek naar een plezier dat groeit en groeit tot het barst. Er wordt niets gevonden. Slechts heerlijker, heiliger gezocht. Ok. Ik kijk haar twijfelend aan. Ik kan het proberen. Beginnende erectie.

Demonendroom. Zou het? Zou het? Ze dicteert brieven. Haar stem verspreidt zich door Italië. Door Europa. Ze onderhandelt. Worstelt. Probeert een schisma te vermijden. Faalt. Ze overleeft moordpogingen. Gaat terug naar Rome. Haar vasten wordt steeds extremer. Ze leeft van de dagelijkse hostie. Niets meer. Raymond smeekt haar meer te eten. Het is een ziekte, Montje, ik wil. Ik kan niet. Een tijd later drinkt ze ook geen water meer. Ze wordt slapper. Sterker. Heiliger. Onaanraakbaar. Maar Katrien, Jezus hield van het feest. Denk aan het moment dat de leerlingen van Johannes de Doper naar hem toe kwamen toen hij met de zondaars aan het feesten was. Waarom vasten wij, vroegen ze, en doen jullie dat niet? En hij antwoordde dat nu Jezus bij hen is, het tijd is om te feesten. Jezus is toch ook bij jou? Laat ons vieren. Montje weent. Inderdaad, antwoordt Katrien, wat staat er precies? Jezus zei hen: kunnen bruiloftsgasten soms rouwen zolang de bruidegom bij hen is? Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen, en dan zullen ze vasten. Mijn bruidegom is bij me in de eucharistie. Als hij weg is, vast ik. Montje zwijgt. Ze verliest de kracht in haar benen. Ze dicteert en dicteert. Ze bidt. Montje wordt wanhopig. Trientje, ik hou van je, ik hou van je, leef verder voor mij. Eet. Alsjeblieft. Eet. Op een avond ziet een priester hoe ze tijdens het eenzame bidden in de kerk plotseling begint te zweven. Een hostie vliegt uit de kelk en landt in haar mond. Ze hijgt. Ze kreunt. Alles stopt. En blijft beginnen. Heilig. Zo licht. Zo licht. Zo niets. Vol met jou. Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze kelk aan mij voorbijgaan! Toch niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Ze zet door. Het genot is te groot. Het einde nadert. Dat weet iedereen. Men hoort hoe ze zuigende geluiden met haar mond maakt. Mijn Jezus, mijn moeder, mijn man, ik kom. Ik kom. Ik word. Ik ben. Ze gaat. Ze sterft in Rome op 29 april 1380. Ze is 33 jaar oud. De derde dag is ze nog steeds dood.

Haar blik licht op. Voilà. Ik ruik aan haar vulva. Zuur en latex en zoet. Ik lik in haar oksel. Geen deo. Gelukkig. Lekker zoutig. Haal nog een condoom uit mijn valies. Kom iemand tegen in de gang. Ik glimlach verlegen. We neuken verder. Ik heb nog nooit zo geneukt. Zo veel. Zo lang. Ben een beetje jaloers. Wil zelf ook wel eens urenlang geneukt worden. Bad Bentheim. Lange stop. De locomotieven worden gewisseld. Het is stil in de trein. Heel stil. We neuken. Lief. Hard. Teder. Sla me. Bijt me. Kreun luider. Nu. Ja. Ik weet niet hoe vaak ze komt. Wat betekent dat? Komen? Ik weet niet wie we zijn. Wie zijn we? Seks. Ik val in slaap. Ze klaagt. De geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak. Ik word wakker op de bank tegenover haar. Het ochtendlicht toont een ruimte vol kleren en gebruikte condooms. Vochtplekken op de zetels. Ik heb hoofdpijn. Mijn mond is droog. We komen aan in Berlijn. Nemen afscheid met een omarming op het perron. Ik loop naar de U-Bahn. We hebben geen namen uitgewisseld, merk ik plots. En geen nummers. Zal ik teruglopen? Nee. Het is goed zo. Katrien misschien.

LJ is opgegroeid in een klein dorpje aan de Belgisch-Nederlandse grens en woont nu al zeven jaar in Berlijn. LJ werkt aan een roman en een dichtbundel rond christelijke lichamelijkheden en verdeelt hun tijd tussen de bibliotheek, om onderzoek te doen naar de geschiedenis van gender, seks en het christendom, en de stad, waar LJ diens lichaam inzet om die geschiedenis aan den lijve te ondervinden. In 2024 werd LJ geselecteerd voor de schrijfresidentie van deBuren.

Meer van deze auteur